PROBEER HET VAN MIJN KANT TE BEKIJKEN… CYNTHIA LENNON DEEL 1

Webmasterhet Archief

Eerste deel uittreksel van het boek ‘JOHN’ van Cynthia Lennon dat eerdaags wordt uitgegeven door Hodder-Stoughton.

John Lennons eerste vrouw Cynthia doorbreekt de stilte om de tante die hem opvoedde te veroordelen en de gewelddadigheden en gemeenheid te onthullen die voortkwamen uit een kille kindertijd.

e late jaren vijftig was een mooie tijd om de wereld in te gaan. De na-oorlogse depressie was voorbij en de jongeren werd toegestaan om jeugdig te zijn en zonder angst te leven. Net 18 jaar geworden begon ik aan het Liverpool College of Art in september 1957. Ik kwam uit Hoylake, een plek aan de zeezijde op de Wirral. In mijn typische kledij bevestigde ik het beeld dat Scousers hadden van iemand die aan de andere kant van de Mersey woonde. Tijdens mijn tweede jaar, echter, liet ik mijn haar groeien en ik schafte een nogal hippe zwarte ribfluweel broek aan.

We zaten allemaal op onze plek voor de eerste letteren-les van het nieuwe jaar toen een ‘teddy boy’ binnen liep. Hij droeg een oude jas. Hij ging achter me zitten, tikte me op de rug, trok een gekke bek en zei: “Hoi, ik ben John.”
Bah, dacht ik. Niet mijn type. Met zijn DA-kapsel [DA staat voor duck’s arse] en wijde broekspijpen was hij heel anders dan de jongens die ik gewend was. Zijn sarcastische humor was angstwekkend. Ik was als de dood dat hij mij te grazen nemen zou. Dat deed hij al snel. Hij noemde me “Miss Prim” en “Miss Powell” en vergreep zich aan mijn kleding. Terwijl de weken voorbij gingen, keek ik er naar uit om hem te zien. Een vriend van me vertelde me dat zijn moeder was omgekomen bij een auto-ongeluk. Ik miste mijn vader ontzettend; hij was gestorven aan kanker – dus ik voelde met hem mee. Hij sprak er nooit over, maar de wetenschap dat hij pijn verborg achter die kille voorkant zorgde er voor dat ik anders naar hem keek.

Ik realiseerde me dat ik verliefd op hem werd, maar ik dacht geen moment dat we ook echt samen zouden komen. Ik had al een vriendje genaamd Barry. Hij was de zoon van een glazenwasser, maar hij zag er Spaans en exotisch uit: de Romeo van Hoylake. Op een dag haalde Barry me over om de liefde te bedrijven met hem op de sofa toen mijn mam weg was. Ik vond er niet veel aan: het was in een flits voorbij en niet leuk. Ik dacht er over om me te verloven met Barry, maar ik zag steeds minder en minder in hem en dacht ook aan John.

Vlak voor de vakantie hielden we een feest op school. Ik was gekleed in een zwart flodderig topje met een wit/zwart rokje, zwarte kousen en zwarte puntschoenen. Toen John binnenkwam – gehuld in het zwart – voelde ik een knoop in mijn maag, terwijl ik deed alsof ik hem niet had opgemerkt. Hij kwam naar me toe en vroeg: “Wil je opstaan?” Ik moest blozen en sprong in de benen om met hem te dansen.

John riep: “Vind je het leuk om met me uit te gaan??” Ik voelde me zo opgelaten dat er alleen “Het spijt me, maar ik ben verloofd met een jongen uit Hoylake.” Uitkwam. “Ik vroeg je verdomme toch niet om met me te trouwen, of wel?” gaf John terug. Hij droop af, maar toen het feestje het einde naderde, vroegen John en zijn vrienden mij en mijn vriendin Phyl mee naar de pub. We waren er nog nooit geweest; we gingen altijd meteen naar huis als nette meisjes die we waren.

John bleef met een paar van zijn maten aan de andere kant van de pub, terwijl Phyl en ik kletsten en black velvets dronken – een mix van Guinnes en cider dat alle studenten dronken. Na tweeën voelde ik me wat wiebelig en besloot dat het beter was als ik op weg ging om de trein naar huis te pakken. Maar toen ik naar de deur liep, riep hij me naar hem toe. Hij plaagde me dat ik een non was en vroeg of ik wou blijven. We dronken nog een paar en toen fluisterde hij: “Laten we gaan.”
We waren de pub amper uit en John begon me te kussen – een lange, gepassioneerde, onweerstaanbare kus. Hij fluisterde dat zijn vriend, Stuart, een kamer had waarheen we konden gaan. Hij nam mijn hand en nam me mee op weg. Stuarts thuis was een grote kamer aan de achterkant van een gedeelde woning – zonder gordijnen, een matras op de vloer en kleren, kunstmateriaal, lege pakjes sigaretten en boeken overal in het rond. De rommel kon ons niks boeien en we gingen naar het matras waar we een uur lang de liefde bedreven. Het was heel anders dan mijn vorige, korte ervaring.

Na afloop zei John: “Jezus, juffrouw Powel – dat is nog effe iets anders. Wat is dat voor gedoe over verloofd zijn, dan?” Ik zei hem dat mijn relatie in Hoylake voorbij was.
John was een veeleisende minnaar, die eiste dat ik hem boven alles stelde. Hij wilde vaak dat we colleges oversloegen ’s middags. Als het warm weer was, namen we de ferry over de Mersey naar New Brighton. Op de verlaten zandduinen achter het strand bedreven we de liefde – onbevreesd voor de koude wind en het zand. We namen de ferry terug met zand onder onze kleren. Hartstikke oncomfortabel, maar we grinnikten.  De meesten dachten dat John voorbestemd was om een drop-out te zijn; hij was een gast die het nooit voor elkaar zou krijgen om een fatsoenlijke baan te krijgen of iets van zijn leven zou maken. Het enige wat zij zagen was de idioot die maf deed in de klas. Degenen van ons die van hem hielden, wisten dat hij ontsporen kon. We zagen echter ook het potentieel in hem voor echte creativiteit.

k ontdekte dat Johns temperament angstaanjagend kon zijn. Dagelijks wilde hij bewezen zien dat hij er het meest toe deed voor mij. Alle redelijkheid verdween en zijn boze buien waren verschrikkelijk: Hij werkte op me in totdat ik toegaf. Daarna keerde hij terug toch zijn normale zelf, spijtbetuigend en liefdevol. Echter, op een keer ging hij te ver. Stuart Stucliffe was een van de drie mensen waarmee John het hechtst was. Hoewel hij genoeg maatjes had, gaf hij zich alleen bloot aan Stuart, mezelf en Paul McCartney. Paul ging nog naar school, maar Stuart zat op de kunstacademie met ons. Stuart en ik konden het goed vinden.

Op een nacht werd John gek toen iemand hem vertelde dat Stuart en ik samen dansten. Zo gauw ik de uitdrukking op Johns gezicht zag, stopten we. En zoals zo vaak tevoren verzekerde ik hem dat hij mijn liefde was. De volgende (school-)dag volgde hij me naar de meisjestoiletten in de kelder. Toen ik er weer uit kwam, stond hij te wachten met een donkere uitdrukking op zijn gezicht. Voordat ik iets kon zeggen, hief hij zijn arm op en sloeg me in het gezicht. Mijn hoofd klapte tegen de buizen die langs de muur achter me liepen. Zonder een woord liep hij weg. Hij liet me verdoofd en trillerig achter. Ik had gigantische hoofdpijn. Ik kon zijn uitbarstingen, jaloersheid en bezitterigheid nog wel aan, maar niet het geweld. Ik wist dat ik onze relatie moest beëindigen. Het duurde drie maand voordat hij de moed had om zich te verontschuldigen en me weer mee uit te vragen. Ik denk dat hij ervan geschrokken was dat hij het in zich had om mij te slaan. Hoewel hij nog steeds verbaal op me insneed en onaardig deed, was hij nooit meer gewelddadig tegen mij.

We waren een paar maanden samen toen John me mee naar huis nam om zijn Tante Mimi te ontmoeten. Hij woonde samen met haar in een klein huis, genaamd Mendips, in de gegoede buurt van Woolton. Het grappige was dat John me kakker noemde, terwijl hij uit een veel betere familie kwam dan ik. Ons huis over het water in Hoylake was half zo groot als Mendips.

Mimi gedroeg zich bijna koninklijk. Ze sprak accentloos en ik dacht dat John zijn arbeidersklasse Scouse (Liverpools) accent had aangenomen uit rebellie tegen haar. Mimi was wat kakkerig; ze kwam uit de middenklasse. Ze had bovenklasse-ambities en een van haar favoriete woorden was “ordinair”. Ze gebruikte het om de meeste van Johns interesses en vrienden te veroordelen, waaronder – vermoed ik – mezelf.

De meeste beschrijvingen van Mimi die in druk verschenen zijn gebaseerd op interviews met haar. Ze leefde nog 11 jaar na Johns dood. Ze hield er van om bij te dragen aan het idee dat Mimi de strenge, maar liefhebbende tante was die een zekere basis legde voor Johns succes. Maar dat was niet de Mimi die ik kende. Ze zat hem constant achter de vodden en onderdrukte hem. Hij klaagde er vaak over dat ze hem nooit alleen liet en dat ze alles wat hij deed afkeurde. Ze was datgene wat het dichtste bij een ouder stond voor hem. Hij wilde haar plezieren, maar dat maakte ze onmogelijk voor hem. Mimi verlaagde Johns zelfvertrouwen en maakte hem kwaad en gekwetst. Jaren later – toen hij wereldberoemd en welvarend was – probeerde hij nog steeds haar goedkeuring te krijgen en stond ze nog steeds negatief tegenover hem. Zonder twijfel was de onmogelijkheid om haar te plezieren in ieder geval onderdeel van Johns honger naar succes. Ik vind het moeilijk om haar klachten te vergeven op momenten dat een beetje vriendelijkheid of aanmoediging hem zo veel had betekent.

Een vroeg incident toonde mij een kant van John die ik vaker terug zou zien op vele cruciale momenten in ons leven samen. Mijn moeder nodigde Mimi en John uit voor thee. Vastberaden om indruk te maken, had ze haar beste Chinese servies uit de kast gehaald en had ze sandwiches en cakes gemaakt.
Het begon goed. Toen maakte Mimi een opmerking dat ik John afleidde van zijn studie. Voordat we het wisten, hadden ze woorden. Mimi vertelde Mam waarom ik slecht was voor John en Mam vertelde Mimi dat John geluk had een meisje zoals ik gevonden te hebben. John ontvluchtte het huis. Ik trof hem aan in tranen. Hij kon niet tegen ruzie en zijn reactie daarop was altijd vluchten. Het stond in schril contrast met zijn vaak agressieve gedrag, maar hij was alleen gewelddadig als hij had gedronken.

Ik had al vroeg door dat John zijn harde schild – zijn cynisme, wrede humor, agressie en bezitterigheid – te maken had met zijn pijnlijke jeugd en de diepe onzekerheid die daar uit voortkwam.

John begon me meer te vertrouwen en vertelde me meer over zijn opvoeding. Hij liet me de gepijnigde, verloren, kleine jongen binnenin hem zien. Biografen hebben over zijn jeugd geschreven, maar wat hij aan mij vertelde verschilt van hun beschrijvingen. Ja, zijn jeugd was een moeilijke. Ja, zijn vader had hem verlaten. Noch was zijn moeder de waardeloze, onbekommerde figuur uit de legende; noch was Mimi zijn redder.

Integendeel zelfs. Hij werd bij zijn moeder vandaan gehaald door Mimi en opgevoed in een kil en streng huishouden met weinig affectie of comfort. Mimi had drie katten en ik ben er zeker van dat zij die katten prefereerde boven de meeste mensen. Julia, Johns moeder, was de vierde van vijf zussen. Ze waren geboren in een Liverpoolse familie dat een goed bestaan kende. Mimi was de oudste. Als dochters van een verzekeringsagent leefden ze in een elegante wijk nabij de kathedraal. Julia was het knapst. Ze was nog maar 14 toen ze Alf Lennon ontmoette. Alf was een goed uitziende 15-jarige jongen die net uit het weeshuis gekomen was. Al snel nadat ze elkaar hadden ontmoet, vertrok hij richting zee. Maar in december 1938 trouwden ze (“voor de grap?”). Hun huwelijksreis had plaats in de bioscoop. Daarna ging ze terug naar haar ouderlijk huis en Alf ging terug naar zee. Zo nu en dan kwam hij thuis en na een van die bezoekjes kwam Julia er achter dat ze zwanger was. John werd geboren op 9 oktober, 1940.

Hij was zo’n 18 maanden oud toen Julia verteld werd dat Alfred van het schip gegaan was en was verdwenen. Ze had er genoeg van om op hem te moeten wachten: na een affaire met een jonge soldaat werd ze opnieuw zwanger. Haar vader stond er op dat de baby – een meisje – ter adoptie zou worden afgestaan.

Toen Julia met een hotel manager genaamd Bobby Dykins ging samenwonen met de 5-jarige John, greep Mimi in. Ze zei haar dat ze ongeschikt was als zijn moeder. Mimi wilde hem zelf opvoeden.
Julia en Bobby weigerden om hem over te dragen, maar Mimi vertelde een sociale instelling dat ze niet getrouwd waren en eiste dat John aan haar gegeven werd. In eerste instantie stond de sociaal werker aan Julia’s zijde: er waren geen redenen om John weg te nemen uit een liefdevol nest.
Mimi was een vastbesloten vrouw. Toen ze er achter kwam dat John geen eigen kamer had in hun kleine flatje en een bed deelde met Julia en Bobby, belde ze opnieuw met de sociale instelling. Deze keer trok ze aan het langste eind: John moest bij Mimi wonen totdat Julia en Bobby een groter appartement gevonden hadden.  Het is moeilijk om in te zien waarom Mimi graag John wou, aangezien ze altijd gezegd had zelf geen kinderen te willen. Hoewel ze ongetwijfeld om hem gaf, maar ze er niet de vrouw naar om te knuffelen en bewondering te uiten zoals zijn moeder. Ze stond op strenge regels en absolute orde. Als hij probeerde om zijn armen rond haar te slaan, wees ze hem af: “Ga weg, maak hem nou?!”

Zijn reddende engel was Mimi’s echtgenote Uncle George. George was een lange, vriendelijke melkboer die nooit kwaad was en John de zoentjes gaf die hij nooit van Mimi ontving.
Kort nadat John bij Mimi kwam wonen, dook zijn vader weer op en nam hem mee op vakantie in Blackpool. Julia achtervolgde hun. Ze vond ze in een bungalow alwaar Alf toegaf dat hij van plan was om John mee te nemen naar Nieuw Zeeland. Hij vroeg Julia om ook mee te gaan; om te proberen hun huwelijk te lijmen, maar ze weigerde.  Alf riep John de kamer in en vroeg hem te kiezen tussen zijn ouders. John stond voor een hartverscheurende beslissing die geen 5-jarige ooit zou moeten maken en koos voor zijn vader. Julia stond hem toe te gaan; ze was in tranen. Maar terwijl ze weg ging, sprong John huilend op en rende naar haar toe. Ze nam hem mee terug naar Liverpool. Hij ging weer terug naar Mimi.

Julia en Bobby vonden mettertijd een grotere woning, maar er werd besloten dat John gesetteld was en dat dit niet verstoord mocht worden. Had iemand het John gevraagd dan zou hij zonder twijfel gekozen hebben om te leven met zijn moeder. Hij zei me dat hij als klein kind er vaak van gedroomd had om van Mimi weg te lopen naar zijn moeder, maar in die dagen overwoog niemand aan een kind te vragen wat hij wilde.  Julia en Bobby gingen samen verder en kregen twee dochters. Ze waren ongetrouwd, maar hun relatie was stabiel – tot Julia’s dood. Toen John klein was, zag hij zijn moeder alleen tijdens haar geregelde bezoekjes aan Mimi. Toen hij 11 of 12 was begon hij in zijn eentje naar Julia’s huis te gaan; dit opende een nieuwe wereld voor hem.
John had zijn moeder lief. Haar open geest en liefde voor het leven was zo anders dan Mimi’s strengheid en inflexibiliteit. Terwijl John opgroeide werd hij heen en weer geslingerd tussen deze twee zeer verschillende vrouwen: Mimi de ferme “moeder” en Julia de speelsere “tante”.  Bij Mimi werd hij geacht om netjes schoon, plichtsgetrouw en respectvol te zijn. Ze stond hem niet toe om binnenshuis gitaar te spelen. Met Julia kon hij lachen, spelen en gek doen. Ze liet hem kennis maken met rock ‘n’ roll en speelde Elvis-platen op het hoogste volume. Ze naam Johns hand om de jive te doen in de keuken. Een van Johns zussen – ook genaamd Julia – vertelde me dat ze als klein kind in bed luisterde naar John en haar moeder die samen kletsen, muziek speelden en dansten.

Toen John een skiffle-groep begon was Julia verheugd. Ze gaf toestemming aan hen om urenlang te oefenen in haar badkamer – “waar de akoestiek het beste was” – en deed vaak ook mee op wasbord. Ze was bij hun eerste optreden, toen ze optraden als Johnny and the Rainbows vanuit de achterkant van een wagon op Empire Day in 1956.
Johns tienerjaren werden verstoord door tragische verliezen. Als eerste zijn Uncle George – Mimi’s echtgenoot – stortte in en stierf aan een leverbloeding. Voor John was dit een schok; hij was 14 en zag George als een vader. Die afgedragen oude overjas die hij tijdens college droeg was van George geweest. Drie jaar later stief zijn moeder. Ook haar dood kwam plotseling. Op een juni-avond ging ze naar Mimi voor een kop thee en om wat te kletsen. Toen ze vertrok om de bus naar huis te halen, zwaaide Mimi haar uit. Seconden later werd Julia geraakt door een auto terwijl ze de straat overstak.

Na Julia’s begrafenis kropte John zijn pijn op en hij sprak er met niemand over. Mimi was niet de persoon die dingen besprak. Ze ging simpelweg verder met haar leven en John probeerde hetzelfde te doen. Hij kon niet eens zijn verdriet delen met zijn kleine zusjes. Hun tantes zorgden er voor dat niemand de meisjes vertelde dat hun moeder gestorven was. Julia werd een taboe-onderwerp. De familie had met pijn te maken door dit verborgen te houden. Als een onderwerp moeilijk was, kwam het niet ter sprake. Het was een houding die John pijn deed, maar hij deed het later als volwassene zelf ook. Hij had een verbazingwekkend vermogen om alles dat hem van slag bracht te negeren. Hij negeerde onze zoon jarenlang na onze scheiding.
Muziek was een belangrijk onderdeel van Johns band met zijn moeder en hij maakte er gebruik van om de pijn en woede die hij voelde bij haar dood te verbergen. Hij sprak, at en ademde muziek tegen de tijd dat hij en ik samen kwamen. Bijna elke lunchtijd trof hij Paul McCartney en George Harrison om te oefenen. Het was John die hun naam bedacht. Hij hield van Buddy Holly and the Crickets. Hij kwam op de proppen met Beetles, maar veranderde het in Beatles. Dit was omdat hij zei dat als je het omdraaide het ‘les beat’ was. Dit klonk Frans en cool.

In augustus 1960 werd hun aangeboden om zes weken lang te spelen in een nachtclub in Hamburg. Mimi had John verboden om in een groep te spelen. Ze was dus geschokt om te ontdekken dat hij in een groep speelde en het zo ver geschopt had dat hij uitgenodigd werd om te spelen in het buitenland. Ze deed alles wat ze kon bedenken om John niet te laten gaan.

Heel anders waren de ouders van Georges. Dat was een liefhebben koppel die hem – ook al was hij nog maar 17 – zijn dromen waar wilde laten maken. Zijn moeder liet hem gaan met schone kleren en een blik zelfgemaakte lekkernijen.
John stuurde wat van zijn eerste verdiensten van Duitsland naar Mimi; trots als hij was dat hij haar eindelijk kon helpen. Hij zag er ook allerlei fantastische leren kleren en toen hij terugkwam wou hij dat ik een leren jas nam. We gingen naar het stadscentrum en we kozen een prachtig chocoladebruine driekwarter voor maar £17. Het was mijn eerste cadeau van hem en ik voelde me er zo prachtig in dat ik niet kon wachten om hem aan iedereen te showen.

We besloten om langs Mimi te gaan. Er was een lekkernijen-winkel vlakbij de klerenwinkel. Zodoende brachten we haar een gekookte kip voor bij de thee en gingen naar haar toe: vol hoge verwachtingen. Maar als we dachten dat we onze blijheid met haar konden delen, dan hadden we ons vergist.
Toen ze de jas zag en hoorde dat John hem voor mij gekocht had, ging ze uit haar dak. Ze schreeuwde tegen John dat hij zijn geld uitgegeven had aan een gangsterding. Daarna nam ze de kip, die ze uit mijn handen griste. Ze overhandigde John een spiegel.
“Denk je dat je mij kan inpalmen met een kip nadat je al je geld aan dit hebt uitgegeven?” schreeuwde ze. “Flikker op!”
“Wat is er verdomme met je? Ben je helemaal gek?” riep hij.
John duwde zich langs zijn tante, greep mijn arm en en sleurde me de achterdeur door. “Kom op, weg uit dit gekkenhuis,” mompelde hij. We renden naar de bushalte.  Hij sloeg zijn armen om me heen en verontschuldigde zich voor zijn tante. Het was niet de eerste keer dat Mimi hem met geweld aanviel, maar het was de eerste keer waar iemand bij was. Hij was beschaamd en boos. “Ze geeft alleen maar om dat kutgeld en katten,” zei hij.

© Cynthia Lennon 2005

(Bron: timesonline.co.uk)
(Vert: Raymon Middelbos