1. LP Hey Jude/The Beatles Again

BFNLAlbum recensies, BFNL Columns, CAN YOU TAKE ME BACK?

The Beatles – 26 februari 1970

Tracklisting: Can’t Buy Me Love; I Should Have Known Better; Paperback Writer; Rain; Lady Madonna; Revolution; Hey Jude; Old Brown Shoe; Don’t Let Me Down; The Ballad Of John And Yoko.

De LP Hey Jude/The Beatles Again (op die dubbele titel kom ik later terug) was het eerste Beatles product van de jaren zeventig. Een vreemde eend in de bijt want hij verscheen in de Verenigde Staten, Canada, half Europa, Azië en Zuid-Amerika, maar vreemd genoeg niet in Engeland (Export Only). Daar was de plaat tot de officiële release in mei 1979 alleen verkrijgbaar als (uitstekend verkopende) Import. In januari 2014 verscheen het album eindelijk op CD als onderdeel van de box set The U.S. Albums.  

Hij had een hoger doel: The Beatles. En verdraaid, hij kreeg het voor elkaar.

Na zijn ontslag bij de Rolling Stones in 1969 was Allen Klein, een corpulente zakenman met machtsinstinct (en een niet geheel onbesproken verleden), geenszins van plan op zijn lauweren te rusten. Hij had een hoger doel: The Beatles. En verdraaid, hij kreeg het voor elkaar. John en Yoko waren zijn insteek. Het tweetal was tijdens het eerste etentje meteen enthousiast. John mocht de onaangepaste Klein wel omdat hij ook vragen stelde aan Yoko en authentiek geïnteresseerd leek in haar kunst. Beetje naïef voor een vertrouwensbasis, maar ach, John was niet de enige.

Als één mak schaap over de dam is, volgen er velen. In dit geval George en Ringo. Paul, gesteund door zijn ‘geloof-niet-alles-wat-men-je-voorspiegelt’ schoonfamilie, bleef sceptisch (net als Apple directeur Neil Aspinall), maar tegen een onverbiddelijk front van drie-tegen-één kon McCartney (nog) niet op. Pas in december 1970 koos hij voor een ramkoers: hij begon een rechtszaak tegen zijn drie oude vrienden. Die slepende kwestie werd pas in 1976 definitief afgerond. Maar zo ver was het in januari 1970 nog lang niet.

Terug naar 1969. Manager Klein liet er geen gras over groeien. Eerlijk is eerlijk, hij regelde een beter contract voor de groep (de royalty’s stegen van 17,5 % naar 25 %). Daarnaast gaf hij topman Allan Steckler (later ook verantwoordelijk voor de verzamelaars 1962-1966 en 1967-1970) opdracht als de bliksem een nieuwe album samen te stellen om de periode tussen het megasuccesvolle Abbey Road album en het – nog niet verschenen – Get Back/Let It Be album te overbruggen. Een slim idee en vooral een legitimatiebewijs van zijn kwaliteiten: geld in het laatje en de groep hoefde er niets voor te doen.

Steckler was niet gek – hij onderkende de mega populariteit van The Beatles en mikte op exclusiviteit, stereo en een miljoenenverkoop. Hij wilde dat het publiek aan zijn lippen hing en voor de storm ging liggen kwam hij op de proppen met acht songs die nog niet eerder in Amerika op album waren verschenen. Deze vulde hij aan met Can’t Buy Me Love en I Should Have Known Better.

Die laatste twee klonken niet bepaald logisch omdat ze in Amerika al in 1964 waren te beluisteren op de A Hard Day’s Night soundtrack. Toch had Steckler daar wel degelijk over nagedacht, want A Hard Day’s Night was uitgebracht door concurrent United Artists. Door beide liedjes op Hey Jude/The Beatles Again te zetten, kwamen ze via een omweggetje toch onder de paraplu van Capitol Records terecht. Vanuit die gedachte waren er trouwens wel meer kandidaten te selecteren, zoals A Hard Day’s Night zelf, maar ook songs als From Me To You, Misery en There’s A Place (die allen uitkwamen bij Vee Jay Records).

Als Steckler alleen had gekeken naar exclusiviteit, had hij natuurlijk ook kunnen kiezen voor I‘m Down en The Inner Light. Deze B-kantjes, van respectievelijk de singles Help! (juli, 1965) en Lady Madonna (maart, 1968), waren nog niet eerder op een album verschenen en dus feitelijk eerste in de rij. Beide songs hadden zeker niet misstaan: I’m Down (USA nr 101) met zijn on-McCartney-aanse titel is een onstuimig stampertje (McCartney goes Little Richard) en het meditatieve The Inner Light (USA nr 96) mag gerust een klassiek voorbeeld genoemd worden van George’s ‘wierook en sitar’ periode. Geïnteresseerden van die laatste track verwijs ik graag naar de meesterlijke outtake op het album Wonderwall Music (remaster, 2014).

En dan die dubbele titel. Oorspronkelijk heette de plaat The Beatles Again. Niet erg origineel, eerder een vette gaap. Welke gek kwam met die bejaarde titel op de proppen? Gelukkig onderkende men dat zelf bijtijds bij Apple/Capitol, dus werd in alle haast besloten het stijlvolle Hey Jude als vaandelvrager uit de hoge hoed te toveren. Dat bekte al heel wat beter en klonk niet geheel onlogisch. Het nummer stond in het najaar van 1968 negen weken op één in Amerika (zelfs voor the Beatles een record) en werd de bestverkopende single van het jaar.

De titelswitch werd vlak voor de officiële release gemaakt. Dat maakte het promo-volk nerveus. Niet weer Yesterday… And Today-achtige toestanden. Maar het viel mee. De eerst exemplaren van het album droegen per ongeluk nog de labeltitel The Beatles Again. Om aan deze verwarring een einde te maken, werden er direct stickers geprint voor de frontcover met de titel: Hey Jude. Dat kon gemakkelijk, want noch de voorkant noch de achterkant maakte melding van een groepsnaam of titel.

Ook weer zoiets: wie kan een album uitbrengen zonder de naam van de groep of het album te vermelden? Hoeveel vertrouwen straalt daaruit? Het geeft aan dat the Beatles anno 1970 nog steeds op dezelfde eenzame hoogte stonden als in 1964, toen zij als vier onverwachte Engelse meteoren de Amerikaanse dampkring binnenzeilden.

De foto’s werden gemaakt op 22 augustus 1969, de laatste fotoshoot van The Beatles, in John’s Tittenhurst park paleisje. Op de voorkant zien de heren eruit als vier oudtestamentische priesters (vooral John) in sombere kledij, voor een Vaticaan-achtige deur. Inventief, overigens, hoe de mannen in het boven paneel van de deur verwerkt zijn.

Opvallend is dat niemand naar elkaar kijkt. Ook opvallend is dat Paul de enige is zonder baard. Op de hoes van het volgende album Let It Be is hij juist weer de enige met baard. De achterkant toont vier somber kijkende mannen. Ringo en George staan er classy bij, dat wel, Paul zit cross-legged en oogt neutraal (waar is die eeuwige smile?) en John is er maar bij gaan liggen. Het enige dat de heren lijkt te binden zijn hun prachtige black boots.

Terug naar het album. Wat kunnen we zeggen over de songkwaliteit? Twee songs uit de vroege periode, twee uit het midden, en acht uit de eindfase. Hey Jude opent met het spetterende Can’t Buy Me Love. Overbodig, omdat de Amerikaanse nummer één hit al eerder op album was verschenen, maar verder niks op aan te merken. Dat het thema van de song (‘Het gaat me niet om geld, omdat geld geen liefde koopt’) drie jaar vooruit loopt op All You Need Is Love, drong pas in latere jaren tot mij door. In Can’t Buy Me Love buldert Paul in de intro drie keer het woordje ‘Love’, in 1967 doen ze het samen en zelfs negen keer.

I Should Have Known Better (USA nr 53) is hogeschool popconfectie. Niets op aan te merken. Origineel, geen echo naar het verleden. De mondharmonica springt als een doorgedraaide maniak uit de coulissen om de nietsvermoedende luisteraar bij zijn lurven te grijpen. Op het originele A Hard Day’s Night album volgt de wervelwind op het titelnummer (ik zeg: een knock-out in twee klappen).

Paperback Writer (USA nr 1) en Rain zijn twee exemplarische voorbeelden van voortschrijdend inzicht uit de middenperiode van The Beatles. Het stop-and –go ritme van de eerste, de jubelende samenzang aan het einde van elk couplet, de scheurende gitaren plus bas, en het kinderlijke Frère Jacques geintje in de staart, maakt het geheel bijna tot een religieuze ervaring. Voeg daarbij de tekst die niet over liefde gaat en we zijn getuige van de eerste non-love single van de groep (in Engeland dan, in Amerika verscheen in februari 1966 de single Nowhere Man – USA nr 3- , die indirect juist over de afwezigheid van liefde gaat).

In Rain wordt de experimenteerdrift fors doorgetrokken. De eerste echte psychedelische (uitgebrachte) ervaring op plaat van The Beatles. Lennon’s dagdromende, versnelde stem, de jengelende gitaren, Macca’s toverbas, Ringo’s inventieve gedrum en tenslotte als uitsmijter de achteruit gespeelde stem van Lennon. Niet echt hitparade-materiaal maar toch bracht de hypnotische uitwerkingskracht de mantra naar een mooie 23ste plaats in de US charts.

De rest van het programma richt zich op de periode 1968-1969. En hoe. Wat een spektakel. John excelleert met Revolution (USA nr 12), Don’t Let Me Down (USA nr 35) en het autobiografische The Ballad Of John And Yoko (USA nr 8). Liedjes, die het niet moeten hebben van hun inventieve ritme, ze zijn vrij recht-toe-recht-aan, maar eerder van hun emotionele lading en/of beladen tekst. En in die gemoedsrust schuilt natuurlijk de orkaankracht van Lennon. Hier hoor je iemand die het meent.

Waarom stond het broeierige Don’t Let Me Down niet op het Let It Be album? Waarschijnlijk omdat de track deel uitmaakte van de Hey Jude compilatie. Eeuwig zonde, want wie niet geraakt wordt door Lennons zielenroerselen, moet zich schamen. De ‘fout’ werd in 2003 enigszins hersteld door de release van het Let It Be… Naked album.

Lady Madonna was de vijftiende nummer één van de groep in Engeland.

In het pompende Lady Madonna (USA nr 4) knipoogt McCartney tekstueel naar het dagboekschema van Blue Monday (1956) van Fats Domino. Een heerlijk melodie en spannende tekst. McCartney bekende later dat de melodie van het nummer een vrije bewerking was van Humphrey Lyttelton’s Bad Penny Blues uit 1956. Lady Madonna was de vijftiende nummer één van de groep in Engeland. En wat valt er verder te zeggen over Hey Jude? De meer dan zeven minuten durende bezielde gospel overstijgt elke vorm van kritiek. Klasse dat Macca Julian Lennon als inspiratiebron nam (Hey Jules). Die arme jongen was toch een soort speelbal in de strijd der giganten. John Lennon liet zich ooit ontvallen dat zijn eerste zoon geboren werd op een zaterdagnacht uit een whiskyfles. Hoe vernederend moet dat zijn als je pa dat over je zegt?

Tenslotte één bijdrage van George. Old Brown Shoe is een nummer dat eind januari 1969 tijdens de Get Back sessies voor het eerst werd uitgeprobeerd. Ik leerde de track kennen in 1976 toen ik de blauwe verzamelaar kocht (Ik ben van 1962, vandaar het verlate tijdstip). Het stond aan het eind van kant drie en deze tiener was direct verkocht. De nummers ervoor waren top maar het laatste liedje – dat ik nog nooit op de radio had gehoord – deed mijn hart echt sneller kloppen: het had iets raars, iets ondefinieerbaars, het was zo energiek. Die rammelende piano, grappige tekst (vooral de brug) en check de solo! Na de eerste luisterbeurt was ik voor altijd verkocht. Old Brown Shoe is één van mijn favoriete Beatletracks.

Het album Hey Jude verscheen eind februari 1970, ingeklemd tussen de singles Instant Karma (USA nr 3) en Let It Be (USA nr 1), en verkocht als een tierelier. Beatlemania all over again. In Amerika stonden er twee miljoen exemplaren genoteerd in de voorverkoop. Alleen al hierdoor knalde het album in no-time naar de tweede plaats van de hitlijsten. Daar troonde het vier weken lang, achter Bridge Over Troubled Water van S & G. Geen schande, lijkt mij. Hey Jude verkocht zelfs zo goed dat er export exemplaren werden gedrukt in Engeland en verscheept naar Amerika. Uiteindelijk zouden er meer dan drie miljoen exemplaren omgezet worden. Ongekend, dus. Een meesterzet van Steckler en Klein.

Conclusie: Hey Jude is een prachtplaat. Hoe donshaartjes uitgroeien tot een volledige baard. Een hoogtepunt, (te) lang weggedrukt in de schaduwen van importland. Het album leek voor altijd veroordeeld tot de rafelranden van de Beatles catalogus, maar kreeg in 2014, dankzij de box set U.S. Albums, toch eindelijk haar definitieve (en welverdiende) plaats in de geschiedenis.

Wordt vervolgd: Sentimental Journey van Ringo Starr

– Robin Raven –