12. LP Some Time In New York City

BFNLAlbum recensies, BFNL Columns, CAN YOU TAKE ME BACK?

John Lennon, Yoko Ono, Elephants Memory And The Invisible Strings – 12 juni 1972, USA (vanwege gedoe over publishing rights – vijf Lennon/Ono/songs, drie Ono-songs, en twee Lennon-tracks – volgde Engeland pas op 15 september).

Tracklisting: Woman Is The Nigger Of The World; Sisters O Sisters; Attica State; Born In A Prison; New York City; Sunday Bloody Sunday; The Luck Of The Irish; John Sinclair; Angela; We’re All Water; Cold Turkey; Don’t Worry Kyoko; Well…(Baby Please Don’t Go); Jamrag; Scumbag; Au.

Na Johns dood verscheen Some Time in New York City in de zomer van 1981 als onderdeel van een speciale Lennon LP box. De eerste release op CD was in 1987 en in 2005 volgde een tweede CD uitgave. Deze laatste was opmerkelijk omdat de dubbelaar was teruggebracht tot een enkel schijfje en de drie live stukken met Frank Zappa waren ingewisseld voor Listen, The Snow Is Falling en Happy Xmas (War is Over). In 2010 werd de originele albumvolgorde weer hersteld.

De studiosongs op kant een en twee zijn opgenomen in maart 1972. De live-versies van Cold Turkey en Don’t Worry Kyoko op kant drie dateren van 15 december 1969 en maakten deel uit van een liefdadigheidsconcert voor UNICEF in de Lyceum Ballroom in Londen. De vier livestukken op kant vier dateren van 6 juni 1971 en zijn opgenomen met Frank Zappa en The Mothers Of Invention in de Fillmore East in New York.

Een tijdsbeeld: op dinsdag 31 augustus 1971 (de Imagine-sessies waren naar tevredenheid afgerond) vertrokken John en Yoko naar Amerika. Het werd het begin van een lange reis die voor John na negen jaren gruwelijk zou eindigen op 8 december 1980, om tien voor elf ‘s avonds.

De Lennons namen hun intrek in drie kamers op de twaalfde verdieping van het St. Regis Hotel in New York. Voor John geen onbekende plek. Op maandag 13 mei 1968 hield hij daar namelijk in een suite samen met Paul interviews voor de Amerikaanse pers om te praten over hun nieuwe maatschappij Apple.

In oktober verkasten ze naar een ruim appartement in Bank Street in Greenwich Village. John was in deze periode ongelofelijk productief. Hij nam Happy X-mas op, raakte bevriend met radicale figuren als David Peel en Jerry Rubin (van die figuren die zelfs over de kwaliteit van het ontbijt een discussie beginnen), produceerde het album The Popes Smokes Dope voor David Peel (USA 191) en begon geïnspireerd politieke songs te schrijven. John trad zelfs een paar keer op voor het goede doel. Op 10 december speelden hij en Yoko vier nieuwe songs in de Chrysler Arena in Ann Arbor, Michigan, voor de vrijlating van de Amerikaanse dichter, schrijver en activist John Sinclair (opgepakt voor twee joints en veroordeeld tot tien jaar). John deed John Sinclair, Attica State, The Luck Of The Irish en Yoko bracht Sisters O Sisters.

Op 17 december verscheen het tweetal in het Apollo Theatre in Harlem. Nu stonden ze voor de families van de gevangenen die waren neergeschoten tijdens de opstand in de Attica State gevangenis, New York. John zong (uiteraard) Attica State, maar ook een prachtige akoestische versie van Imagine, Yoko ging opnieuw voor Sisters O Sisters.

Lennon was hot as hell in de States!

Het album Imagine was in deze periode een mondiale kaskraker, zowel kritisch als commercieel. Nummer een in Engeland, Amerika en de rest van de wereld. In februari mochten John en Yoko een week lang de populaire Amerikaanse talkshow The Mike Douglas Show presenteren. Het kon niet op. Lennon was hot as hell in de States!

Er doemde echter een schaduw op. John kreeg problemen met de regering en de FBI. Vanwege zijn veroordeling voor drugs in Engeland in 1968 wilden ze zijn verblijfsvergunning niet verlengen. Dat waren de regels en het betekende dat hij weer terug moest naar Engeland, maar dat wilde hij niet. Hij had New York in zijn armen gesloten en dat zou de rest van zijn leven zo blijven. Overigens speelde er meer. De regering was bang dat Lennon de kansen van Nixon op een herverkiezing in het najaar van 1972 zou saboteren met zijn opruiende liedjes en spraakmakende interviews. Daar valt nog veel meer over te vertellen (heeft u even?) maar nu even niet. Deze bespreking beperken we tot het album.

In maart 1972 doken de Lennons de studio in om samen met Phil Spector en de begeleidingsband Elephants Memory hun nieuwe liedjes om te zetten in een heus album. Waarom niet? Het publiek reageerde enthousiast op de uitvoeringen in december 1971. Lennon was opgetogen: de nieuwe plaat moest een muzikale krant worden, een soort dagboek met topics, onderwerpen, die iedereen kende en herkende. Dat de tand des tijds lelijk knabbelt aan de actualiteit ging even aan hem voorbij. Daar ging hij later nog spijt van krijgen.

Ik vind de titel van het album interessant. Was het een verwijzing naar George’s The Concert For Bangla Desh, dat een half jaar eerder verscheen? George met zijn hoofd in het oosten, John in het westen? We weten het niet. John zou in principe optreden bij het Bangla Desh- benefiet maar na een conflict met George en/of Yoko (dat weten we niet precies) zag hij er toch uiteindelijk vanaf.

De cover (lekker stevig cardboard) is prima. We zien songteksten als nieuwsberichten met foto’s en tekeningen. De opmaak en typografie is geleend van de New York Times. Linksboven – onder de foto van Phil Spector – staat de regel: Ono News thats fit to print. Een knipoog naar de coverregel van de New York Times: All the news that’s fit to print. Het concept van een krant als albumcover was overigens niet origineel, het was al vaker gedaan, maar dat mag de pret niet drukken. De foto van Nixon en Mao die naakt een gezellig dansje doen heb ik altijd hilarisch gevonden. Sommige winkels plakten over die foto een sticker vanwege het aanstootgevende karakter. Linksbinnen op de klaphoes zien we een opname van de Plastic Ono Elephants Memory Band, Johns begeleidingsband voor het album. Voor de fijnproevers: Yoko laat geen boekomslag zien, maar een reep chocolade die ze van niemand minder dan May Pang had gekregen. De band wordt aangevuld met Jim Keltner die een beetje minzaam boven de groep uittorent (vind ik altijd symbolisch, hij was getalenteerder dan alle vijf leden van de Elephants bij elkaar). Rechtsbinnen zien we een foto van John en Yoko met Frank Zappa en daaronder twee shots van het UNICEF-concert van 15 december 1969. De plaat met de studio-opnamen heeft een donkere binnenhoes met alle credits en een Britse advertentie uit 1970 om bij het leger te gaan. Fit To Die staat gekrabbeld over het gezicht van een jonge soldaat en op het aanmeldingsformulier heeft John zijn eigen naam geschreven.

De live-jam-elpee heeft aan een kant een geschreven aankondiging van wat er allemaal op de tweede schijf te beleven valt en op de andere kant zien we Lennons aantekeningen over die van Frank Zappa. Verder bevat het album ook nog een petitie om John in Amerika te houden en een kaart van het Vrijheidsbeeld (zonder toorts maar met gebalde vuist).

Kortom: een tien voor de vormgeving! Vergelijk dat eens met de truttige voorkant van Wild Life een half jaar eerder. Paul staat daar een beetje suffig in een riviertje met zijn gitaar, vrouw, bandleden en witte duiven. Daarnaast had McCartney ten tijde van de Amerikaanse release van Some Time In New York City net zijn nieuwe suikerzoete single Mary Had A Little Lamb uitgebracht (UK 9, USA 28). Die track was geschreven door Paul en Linda. De nieuwe single van John was Woman Is The Nigger Of The World en was geschreven met Yoko. Terugkijkend denk ik dat de afstand tussen beide heren niet groter was dan dit moment in 1972.

Nu krijgen we een onverwachte klap in ons gezicht.

Maat ter zake: het album! De gordijnen worden opengerukt en een storm van saxofoon en gitaar blaast de argeloze luisteraar van zijn stoel. Woman Is The Nigger Of The World. Toegegeven: Lennon weet zijn eerste albums verrassende openingen te geven. Op Plastic Ono Band uit 1970 horen we doodsklokken en het verstilde Mother, op Imagine (1971) een pastorale wereldhymne en nu krijgen we een onverwachte klap in ons gezicht. Never a dull moment met de Lennons.

Woman is the Nigger Of The World. Wat een titel en wat een uitwerking. De eerste keer dat ik de song hoorde was toen ik de verzamelaar Shaved Fish kocht in 1979 (jaren te laat) en dat was nog de verkorte versie. Hier horen we naast de saxsolo ook nog een tweede solo met huilende gitaren. De tekst gaat ver: Woman is the slave of the slaves. We make her paint her face and dance en zo gaat het door. Ongetwijfeld goedbedoeld allemaal, maar wel een tikje extreem. Er was indertijd een hoop heibel over en de single bleef in Amerika hangen op nummer 57. Veel radiostations weigerden de track te draaien vanwege het N-woord. Veel fans van het eerste uur (lees: 1964) haakten af vanwege de radicaliteit. Eind 1972 werd nog overwogen deze track uit te brengen als UK-single, maar gelukkig werd gekozen voor Happy Christmas (War Is Over). Die klassieker bereikte de vierde plaats in de charts. Een beter moment was niet denkbaar voor John, want hierdoor kreeg zijn image in het oude moederland weer een positief tikje.

Ik kan er niets aan doen maar ik vind Woman Is The Nigger Of The World nog steeds een van de beste tracks die Lennon als soloartiest heeft gemaakt. Het is gedurfd, het swingt, de tekst betekent iets (of je het er nu mee eens bent of niet) en de luisteraar wordt gedwongen tot discussie en vooral dat laatste is een belangrijk argument om de song het groene licht te geven.

Sisters O Sisters is een Yoko-song en klinkt helemaal niet slecht. Beetje pathetisch in het begin (We lost our green land, we lost our true wisdom). Lennon kan het natuurlijk weer niet laten om er ‘Right on sister’ achteraan te roepen wat Yoko weer pareert met de terechtwijzing ‘Male chauvinistic pig engineer’. Ja, ja, zware kost, mensen! In de song die volgt wordt de soep niet zo heet gegeten. Er zit tempo in, Yoko zingt met een aangename meisjesstem. Spector gooit er een mooie dosis violen overheen, de solo is simpel maar aanstekelijk en we zijn binnen vier minuten klaar. De tekst is uiteraard gericht op de vrijmaking van vrouwen (Freedom, o freedom, that’s what we live for, that’s what we ask for). In die zin is Sisters O Sisters een antwoord op de openingstrack van het album. Die twee horen bij elkaar en vormen qua thema een prima paar. Yoko zong de track ook op de One To One-concerten in augustus 1972.

Dan gaan we verder met Attica State. Een bitter lied over de gevangenisopstand in de Attica State Prison in New York. Op 9 september liep het daar helemaal uit de hand. Gevangenen eisten rechten en veiligheid na de dood van George Jackson, getrouwd met Angela Jackson, die we later ook nog in een liedje gaan tegenkomen. Jackson was twee weken eerder gedood in de gevangenis van San Quentin en dat leidde tot een totale oproer in het hele land. Jackson was een donkere jongen met een zwaar crimineel verleden, maar hij was geen dommerik: hij schreef artikelen, boeken en werd zeer gewaardeerd door links Amerika. Hij stelde het afschuwelijke gevangenisbeleid in Amerika – terecht – aan de kaak en kreeg daar credit voor. Het oproer in Attica State was een reactie op zijn dood en werd na vier dagen bloedig neergeslagen door zwaarbewapende State Troopers.

Lennon was onder de indruk van dit alles. Natuurlijk! Hij zat er met zijn neus bovenop. En vergeet niet dat hij in deze periode van zijn leven omringd was door linkse radicalen als Jerry Rubin en zanger/activist David Peel, die alles omver wilden gooien en daar een kopstuk bij nodig hadden. John was zo gecharmeerd van David Peel dat hij zelfs een volledig album voor hem zou produceren. Die plaat (The Pope Smokes Dope) verscheen in april 1972 en bevatte met de track The Ballad Of New York City zelfs een heuse Lennon/Ono/Peel compositie!

Terug naar Attica State. In de rest van de wereld (en zeker bij het merendeel van de jeugd die gewoon wilde zingen en dansen) was Attica State een non-issue. Daar gaat het dus mis in dit lied. Ter vergelijking: Power To The People is thematisch zo algemeen dat iedereen zich erin kan herkennen of in ieder geval iets kan voelen van boosheid en/of ongelijkheid. Maar Attica State is in zijn bereik zo beperkt in tijd en ruimte dat 99 procent van Lennons publiek (toen en nu al helemaal) niet snapte waar dit nu eigenlijk om ging. Daarnaast is de tekst blatant, bijna on-Lennon. Regels als Free the prisoners, jail the judges, doet pijn aan ogen en oren. Dat vond Lennon later ook, hij noemde het artistieke zelfmoord en gelijk had hij.

Born In A Prison is een liedje van Yoko en werkt het principe van het vorige nummer wat verder (niet noodzakelijkerwijs dieper) uit. Helemaal geen slecht nummer trouwens, beetje weemoedig met die sax en dwingende piano en ze zingt het prima. Jammer van het ‘Born in a prison’-gegil aan het einde (hoewel het bij de One To One-concerten nog een graadje erger was). Ook is de tekst buitengewoon depressief (We live with no reason). Blijkbaar is alles om ons heen een gevangenis waaruit we niet kunnen ontsnappen, maar eerlijk is eerlijk: muzikaal en vocaal oké.

Kant een eindigt zoals het begon: in grootse stijl. New York City is een heerlijke rammelende knaller á la The Ballad Of John And Yoko uit 1969, alleen betreft het hier geen halve huwelijksreis (ik schrijf halve omdat John in The Ballad niet zingt over zijn verblijf in Montreal waar nota bene Give Peace A Chance werd opgenomen) maar een eerste impressie van het duo in New York. Wat ik ook mis, maar dat is persoonlijk, is wanneer John zingt over Londen, dan hoor ik in mijn achterhoofd meteen de tweede hoge stem van Paul, net zoals in het laatste couplet van The Ballad Of John And Yoko!

Maar alle gekheid op een stokje; dit is vijf minuten genieten. John benoemt zijn ontmoetingen met David Peel en Jerry (Rubin), het Vrijheidsbeeld, de Apollo-concertzaal, fietsen door de stad, de Elephant’s Memory Band en de Staten Island Ferry. Die laatste is grappig, want de reis naar herinneringen brengt ons dan terug bij de ferry Royal Irish in Liverpool (waar Paul McCartney in 2007 zo gepassioneerd over zong in That Was Me). Interessant zijn de regels Nobody came to bug us, hustle us or shove us. Het klinkt vrij en open, welkom in de nieuwe wereld, maar de waarheid was anders. De veiligheidsdienst was ondergronds driftig bezig en het anti-Lennondossier werd dikker en dikker.

Wel teleurstelling bij de fans. Ze herkennen John niet.

Dan is het klaar. Drie John-songs, twee goed, een magertjes, en twee Yoko-songs, allebei redelijk. Op zich nog niet zoveel verwarring. Wel teleurstelling bij de fans. Ze herkennen John niet. Geen Imagine, in de verste verte niet. Dat is wat het platenkopende publiek dacht in 1972. Alleen de uitgesponnen jam I Don’t Want To Be A Soldier kwam wellicht een beetje in de buurt van het New Yorkse menu.

De verwarring bereikt een hoogtepunt bij kant twee: Sunday Bloody Sunday. Op 30 januari 1972 liep een protestdemonstratie in Noord-Ierland (gericht tegen internering zonder proces) gruwelijk uit de hand. Vele doden en gewonden. Natuurlijk moest John iets zeggen over wat er in Derry was gebeurd. Hij liet zich niet muilkorven, was geraakt en terecht. Op 11 augustus 1971 had hij nog meegelopen in een demonstratie in London tegen de aanwezigheid van Britse troepen in Noord-Ierland. Ik geloof oprecht in zijn woede.

Paul was hem ondertussen al voor gegaan. Zijn single Give Ireland Back To The Irish (eigenlijk de eerste echte Wings-single) was in februari 1972 verschenen en deed het helemaal niet slecht (UK 17, US 23). In Engeland werd het plaatje geweerd van de BBC-radio. Op zich was dat bizar, want los van het heikele thema was Give Ireland Back To The Irish een prettig commercieel (en welgemeend) deuntje en regels als Great Britain, you are tremendous deden niet veel kwaad.

John, daarentegen, ging volkomen de andere kant op. Hij was niet iemand van onthouding, integendeel: hij weigerde zich de mond te laten snoeren en componeerde niet alleen Sunday Bloody Sunday maar ook The Luck Of The Irish. De eerste track klinkt muzikaal buitengewoon lekker, broeierig zelfs, met die gierende gitaren, marching drums en hysterische sax. John kan geen genoeg krijgen van de woorden Do It! Hij zal het in 1973 herhalen op het half-radicale Bring On The Lucie op het album Mind Games.

Hij zingt alsof zijn leven ervan afhangt en tegelijkertijd koketteert hij ook met zijn nieuwe New Yorkse accent. Woorden als turn, burn, learn, krijgen die typische New Yorkse oi klank (boin, toin, loin). Later, in de diepe jaren zeventig, als hij weer is gekalmeerd zullen we maar zeggen, doet hij dat ook als introductie voor zijn demo van Free As A Bird (Free as an boid). Jammer dat ze dat niet voor de officiële Beatlessingle hebben geplakt, maar dat is een persoonlijk zijpaadje.

Yoko’s kreten in het refrein klinken als een waanzinnige profeterende Medusa (check uw mythologie) en in principe ben ik helemaal verkocht, de perfecte mix voor een nieuwe Lennon-classic. Noem de track het losgeslagen broertje van Power To The People, maar daar houdt de vergelijking op. De 1971-hit blijft hangen in algemene, universele thema’s (geen directe politiek, zal ik maar zeggen) maar hier gaat het volkomen fout. John was altijd al een impulsief figuur en koos regels en woorden die zelfs zijn grootste fans niet konden waarderen: you Anglo pigs and Scotties, colonize the North, concentration camps, bloody English hands.

Was hij overspannen/ Volkomen van het padje?

De recensies van fans en critici waren unaniem: wat is er met John aan de hand? Was hij overspannen/ Volkomen van het padje?

Zo doorgeslagen als Sunday Bloody Sunday, zo lieflijk en ingetogen klinkt het volgende nummer: The Luck Of The Irish. Lennon schreef het eind 1971 (dus voor het afschuwelijke gebeuren in Derry). Hetzelfde thema als Sunday Bloody Sunday, net zoals Woman Is The Nigger Of The World en Sisters O Sisters op kant één een echtpaar vormen. De song begint als een vriendelijk volksliedje maar de hoop op een universele vrijheidstekst (waar iedereen zich in kan herkennen) wordt al snel de grond ingeslagen door de tekst. Het liedje is bijna een schizofrene luisterervaring. John zingt bitter over torture, hunger en een volk dat was raped by the British Brigands terwijl Yoko hemelse VVV teksten zingt over regenbogen en leprechauns (mythische Ierse kabouters met klavers en lange baarden). Deze track was bedoeld als eerste single van het album (i.p.v. Woman Is The Nigger Of The World) maar in de schaduwen van haastig en nerveus Apple-overleg werd besloten dat dát wellicht niet zo’n goed idee was en gelijk hadden ze.

Als de theorie klopt dat de eerste tien seconden van een liedje bepalend zijn voor het succes van een nummer gaat die vlieger helemaal op voor John Sinclair. De dobro, begeleid door de fantastische drums van Jim Keltner, knalt je oren in, de verwachting is hoog, wat gaan we nu weer krijgen? Het nummer gaat over John Sinclair, die ten for two kreeg (tien jaar voor twee joints). In Amerika wellicht een issue, maar in Engeland, Europa en de rest van de wereld nou niet echt bepaald een thema waarvoor men op de barricades ging. Daarnaast was Sinclair in december 1971 al vrijgelaten dus het nummer was bij release (een half jaar later) ook een beetje mosterd na de maaltijd. Wel erg grappig zijn de herhalingen van de Gotta-regels. Vijftien keer. Alsof de naald in de plaat blijft steken (veel mensen dachten dat!)

Angela gaat over Angela Davis. Zij was eind jaren zestig een universitaire docent en activist. Vanwege haar communistische sympathieën en belangrijke rol bij de Black Panthers werd ze door de regering op een zijspoor gezet. Ze werd ook beschuldigd van betrokkenheid bij de moord op een Amerikaanse rechter in 1970 (de wapens van de dader, Jonathan Jackson, broer van George Jackson, die we al eerder zijn tegengekomen, stonden op Angela’s naam). Hierdoor werd ze opgejaagd en uiteindelijk veroordeeld. In 1972 werd ze vervroegd vrijgelaten.

De tekst is af en toe tenenkrommend.

Het nummer is een felle aanklacht, maar wel omkleedt met een suikerlaagje van stroperige violen. De tekst is af en toe tenenkrommend: They gave you coffee, they gave you tea, they gave you everything but equality. Alsof Lennon weer teruggaat naar de rijmelarij van Love me do, you know I love you. John en Yoko waren niet de enigen die over haar schreven. De Rolling Stones brachten in 1972 het nummer Sweet Black Angel uit op hun album Exile On Main Street (UK 1, US 1).

Veel interessanter is de demo van het nummer. Lennon componeerde het in het najaar van 1971 en speelde er mee tot hij uiteindelijk op het spoor van Angela Davis kwam. De demo is makkelijk te vinden op het internet onder de naam People. John ‘zingspeelt’ een akoestische versie die dan nog een algemene naïeve tekst heeft. Erg mooi, absoluut Beatles-waardig. Zonde dat de schoonheid van die vroege versie niet dieper werd uitgewerkt en uiteindelijk werd ingewisseld voor een ongetwijfeld goed bedoelde (maar geforceerde) ode aan Angela Davis. Met haar kwam het gelukkig later heel goed. Ze is tegenwoordig een vooraanstaand politica die gehoord wordt en buitengewoon zinnige dingen te zeggen heeft over het Amerikaanse rechtssysteem.

Dan bereiken we de finale. De uitsmijter is voor Yoko. We’re All Water duurt maar liefst zeven minuten en rammelt aan alle kanten. Het concept (we zijn allemaal gelijk) is aardig maar het wordt vrij simpel uitgewerkt. Eigenlijk zijn we na een paar minuten al klaar maar de band blijft maar doorspelen en Yoko blijft maar doorschreeuwen. Het is net alsof de producer (Phil Spector?) er even niet bij was. Doe maar wat. Drie keer niks. Sorry. Blijkbaar vond de platenmaatschappij dat ook want de heruitgave uit 2005 skipt de laatste minuten, maar dat helpt weinig.

Dan gaan we over naar de Live Jam LP. Begeleid door een supergroep worstelt John zich in zes minuten door Cold Turkey heen. De track was al redelijk bekend bij het grote publiek want Cold Turkey piekte eind november op nummer twaalf in de Britse hitlijst. Deze live-versie klinkt rauw maar dat bedoel ik als positieve kwalificatie – er valt prima doorheen te komen. Duurt wel een tikje lang (minuutje of zes) maar er wordt lekker gemusiceerd. Don’t Worry Kyoko volgt, achttien minuten lang. Eerst schreeuwt Yoko dat ze van John houdt (gaat door merg en been) en daarna roept ze: Britain, you killed Hanratty! You murderer! Dat moet ik even uitleggen. De Brit James Hanratty (een gediagnosticeerde psychopaat) werd ervan verdacht een man te hebben doodgeschoten en zijn vriendin te hebben verkracht en halfdood achter te hebben gelaten na zijn daad. Hij werd hiervoor veroordeeld tot de doodstraf, hij was een van de laatste gevangenen die in Engeland werd opgehangen. Er waren veel vragen over de gang van het proces en John en Yoko doneerden geld om de tegenpartij te ondersteunen. Later werd via DNA-onderzoek vastgesteld dat Hanratty’s sporen wel degelijk op de kleren van de vrouw van de vermoorde man zaten. Afijn, de track die volgt – Don’t Worry Kyoko) is alleen bestemd voor de allergrootste diehard fans (wel graag een koptelefoon op, of oortjes in). Ik kan er niet doorheen komen. Wat een verschrikking.

Op kant vier krijgen we een impressie van het samenwerkingsverband tussen John, Yoko en Frank Zappa. De eerste track Well… (Baby Please Don’t Go) belooft veel. Lennon kende de track natuurlijk nog van vroeger en in 1971 speelde hij het tijdens de Imagine-sessies, maar dan ontspoort het allemaal. De drie tracks die volgen (Jamrag, Scumbag en Au) zijn voetnoten in Lennons carrière die niet per se beluisterd hoeven te worden (sprak hij tactisch).

Zappa was het niet helemaal eens met de wijze van mixen en in 1992 (toen mocht het pas) bracht hij op het album Playground Psychotic zijn eigen versie uit van de tracks met oorspronkelijke titels en meer aandacht voor zijn eigen muzikanten.

Dan naderen we hier het einde van de recensie. Hoe reageerden de fans en critici? De eerste groep was in verwarring. John was altijd al een tikje excentriek, maar dat was toch meestal wel goed voor een glimlach. Nu dachten veel fans dat hun held gek was geworden. Van bewonderend naar absolute verwarring. De critici snapten er ook niets van. Hoe kon een van de grootste stemmen uit de wereld van de muziek zich verlagen tot zulke simpele kretologie? Wat was er met de man aan de hand?

Toen John al die recensies onder ogen kreeg raakte hij volkomen van slag (volgens zijn secretaresse May Pang). Hij was ervan overtuigd dat het publiek het album in de armen zou sluiten. Dat het wellicht niet zo succesvol zou worden als Imagine nam hij op de koop toe, want hij verwachtte dat zijn intenties en uitvoeringen toch universeel zouden worden gewaardeerd. Dat blijkt wel uit het feit dat hij maar liefst acht van de studiotracks live speelde in concert of op tv.

Dat moet hard zijn binnengekomen.

Dat was dus niet het geval. In Amerika werden er 200.000 exemplaren van het album verkocht (best wel veel, naar hedendaagse maatstaven) maar de plaat reikte tot een magere nummer 48. Niet eens top-veertig. Dat moet hard zijn binnengekomen. Zelfs Pauls Wild Life-plaat (die ook werd afgekraakt door de serieuze pers) haalde de Amerikaanse top-tien. Ik kan natuurlijk niet in Johns psyché kijken, maar ik weet zeker dat hij daar woest over moet zijn geweest. In Engeland ging het beter, daar bereikte de schijf de elfde plaats. Toch vielen de sales enorm tegen (in vergelijking met Imagine).

Conclusie

Waar ging het fout? In retrospectief durf ik er wel een analyse op los te laten. Plastic Ono Band uit 1970 ging expliciet over John zelf en zijn eigen pijn. Imagine uit 1971 trok de problemen wat breder de wijde wereld in, maar er werden geen namen genoemd (zelfs Paul blijft onbenoemd in How Do You Sleep? en Nixon heet nog tactisch Tricky Dickie). Songs als Imagine, Jealous Guy, Crippled Inside en How (om er maar vier te noemen) spreken iedereen aan vanwege het universele karakter. Het kan over jou gaan maar ook over mij. Dat maakt de liedjes tijdloos.

Op Some Time In New York City is die universaliteit volkomen verdwenen. De namen tuimelen over elkaar heen. Ik tel er snel meer dan dertig. Dat maakt de teksten gedateerd. Misschien in 1972 relevant (en toen al niet) maar hoe verder we verwijderd raken van het momentum, hoe vager het allemaal wordt. Ik bedoel: wat hebben jongeren van nu met David Peel, Angela, Rockefeller, Lenny Bruce, Jerry Rubin, Eldridge Cleaver, of John Sinclair?

Iedere ex-Beatle heeft een moment in zijn carrière waarop hij zijn rol als voortrekker verliest of waarop hij een fikse deuk in het blazoen krijgt. Paul kreeg zijn portie met Wild Life, George met Dark Horse en Ringo’s carrière maakte in 1977 zelfs een permanente crash door zijn discoavontuur Ringo The Fourth.

Some Time In New York City is het moment waarop John het voor zijn kiezen krijgt. Hij was er lelijk door verrast, baalde als een stekker dat zijn (ongetwijfeld goed bedoelde) protestsongs nergens een luisterend oor vonden. Tja, de intentie was goed, de uitvoering minder, zullen we maar zeggen. John overspeelde zijn hand en keerde eind 1973 pas weer terug met een nieuwe collectie (neutrale) songs.

Wordt vervolgd: Red Rose Speedway Paul McCartney en Wings

– Robin Raven 2020 –