16. LP Living in The Material World

BFNLBFNL Columns, CAN YOU TAKE ME BACK?

George Harrison – 30 april 1973

Tracklisting: Give Me Love: Sue Me Sue You Blues; The Light That Has Lightened The World; Don’t Let Me Wait Too Long; Who Can See It; Living In The Material World; The Lord Loves The One (That Loves The Lord); Be Here Now; Try Some Buy Some; The Day The World Gets ‘Round; That Is All.

Mogelijke werktitels voor Harrisons tweede studioalbum waren The Light That Has Lightened The World en The Magic Is Here Again. Daar werd wijselijk vanaf gezien. Speelse titels, daar hield George wel van. In latere jaren goochelde hij met geintjes als Fab (Cloud Nine) en Portrait Of A Leg End (Brainwashed). Overigens verdenk ik George er ook van dat Somewhere in de titel Somewhere In England (1981) een pun is op some hair (hùr in het Liverpools/Liverpudlian). Op de oorspronkelijke hoes heeft hij namelijk een megabos haar op zijn hoofd (een soort Davy Crockett-muts).

Ditmaal geen box á la All Things Must Pass en The Concert For Bangla Desh, maar wel een prachtige klaphoes met teksten. Alleen al voor het prachtige artwork vind ik het album het aanschaffen waard. Op de voor- en achterkant twee foto’s gemaakt doormiddel van Kylian-fotografie (dit is een techniek waarbij voorwerpen in een hoogspanningsveld worden gefotografeerd).

De hoes is een hand van George met een afbeelding van Krishna. Op de amvx achterkant van de hoes opnieuw de hand, maar nu met drie Amerikaanse munten (twee quarter dollars en een zilveren dollar). Op de linkerkant van de binnenhoes een persiflage op het Laatste Avondmaal met George als hogepriester in het midden (hij is ingekleurd om het effect wat dramatischer te maken). De foto is gemaakt in Los Angeles voor het huis van advocaat Abe Sommers. We zien van links naar rechts: Ringo, Jim Horn, Klaus Voormann, George, Nicky Hopkins, Jim Keltner en Gary Wright. Het gezicht van Gary Wright is trouwens geplakt over het lichaam van stand-in Sommers, omdat Wright niet bij de fotoshoot aanwezig kon zijn.

Een feest voor het oog!

Op de rechterkant van de binnenhoes vinden we de credits. In het pakket ook nog een losse klapkaart met op de voorzijde een afbeelding van Krishna en Arjuna in hun strijdwagen, getrokken door het zevenkoppige paard Uchchaisrasvas, vlak voor de veldslag bij Kuruksetra. Op de achterzijde het Aum-teken. In de klapkaart staan de teksten van alle songs. Kortom: een feest voor het oog!

Het album werd opgenomen tussen oktober 1972 en maart 1973 in de Apple Studio’s in Londen en in Harrisons eigen studio FPSHOT in Henley-On-Thames.

Het lange wachten op een nieuwe plaat had niets te maken met luiheid of artistieke droogte, eerder met het feit dat George het gewoon te druk had. Het hele Bangla Desh-gebeuren (voorbereidingen, concerten, album, film, mopperende platenmaatschappijen, belastingperikelen) trok zo’n zware wissel dat Harrison simpelweg niet de tijd kon vinden om rustig en ontspannen te werken aan een nieuw album.

Dat wil niet zeggen dat hij vanaf de zomer van 1971 geen andere activiteiten had. Integendeel. Hij speelde bijvoorbeeld mee op Lennons legendarische Imagine-album. Daarnaast was hij te horen op de albums Straight Up, The Tin Man Was A Dreamer, I Wrote A Simple Song, Bobby Keys en Son Of Schmilsson van respectievelijk: Badfinger, Nicky Hopkins, Billy Preston, Bobby Keyes en Harry Nilsson. Ook produceerde hij het Ravi Shankar/Ali Akbar Khan-album In Concert 1972. Tenslotte produceerde hij (en speelde ook mee op) Ringo’s 1972 – voorjaarsknaller Back Off Boogaloo (UK 2, US 9, NL 7). Funfact: later zou Ringo bekennen dat George (net als op It Don’t Come Easy uit 1971) had geholpen met het meeschrijven van de hit. Sinds 2017 ontvangt George daar ook een credit voor.

Terug naar het album. De plaat opent met het vlaggenschip Give Me Love. Opvallend is de afwezigheid van de Spectorsound, die medebepalend was voor het succes van All Things Must Pass. Give Me Love heeft een prachtige melodie en heerlijke stukjes slidegitaar. Het nummer komt op mij over als een zwoele zomerbries en was in die zin de perfecte single voor de zomervakantie van 1973. In de tekst vraagt George hulp aan de allerhoogste om goed te kunnen leven. Thematisch dus een vervolg op My Sweet Lord en Hear Me Lord (en misschien wel All You Need Is Love). Het was de eerste en enige single van het album en een grote hit (US 1, UK 8, NL 7). Er kwamen geen vervolgsingles en dat was opmerkelijk. Don’t Let Me Wait Too Long was natuurlijk een topkandidaat. Die track stond met gierende motoren aan de start, maar mocht niet vertrekken. Daarnaast was de titelsong (wellicht in een edit) ook een prima single geweest.

In Sue Me Sue You Blues (een squaredance omgebouwd tot rocksong) bezingt George het juridische steekspel rond The Beatles. Hij schonk het nummer aan Jesse Ed Davis (als dank voor zijn belangeloze bijdrage aan de Bangla Desh-concerten) die het in 1972 opnam voor zijn eigen album Uluru. Blijkbaar was George er zo van gecharmeerd dat hij het uiteindelijk zelf ook opnam. Gelukkig maar, want het is een heerlijke knaller, waar ik geen genoeg van kan krijgen. Check de slide en piano. Het is overigens een opvallend profaan nummer tussen alle andere spirituele gerechten. In 1974 zou George het nummer ook spelen tijdens zijn tournee door Noord-Amerika. Daar zong hij trouwens ‘Bring your Gita’ en ‘I’ll bring Klein’ in plaats van ‘Bring your Bible’ en ‘And I’ll bring mine’. Het nummer was een kandidaat om het album te openen. George koos wijselijk voor Give Me Love.

Van de wereld van advocaten zweven we de zevende hemel in met The Light That Has Lightened The World. Wat een track! Bloedje-mooi, zeiden wij vroeger thuis. Dat het nog mooier kon, weten we nu door de akoestische opname op het album Early Takes: Volume 1 uit 2012 (UK 66, US 20), maar deze versie is absoluut groots. Het begin doet me trouwens altijd een beetje aan Mind Games van John Lennon denken.

Don’t Let Me Wait Too Long had natuurlijk de tweede single moeten worden, maar ook zonder die status is het een pareltje, een fijne upbeat song die het album peper geeft.

De uithaal rond 3.20 minuten bezorgt mij na al die jaren nog steeds instant kippenvel.

Mijn favoriete song op de plaat is Who Can See It. George zingt het zo mooi, de melodie is zo breekbaar en de tekst ontroerend en vol emotie. De uithaal rond 3.20 minuten bezorgt mij na al die jaren nog steeds instant kippenvel. De stijl doet me denken aan Roy Orbison. George zong het ook live tijdens de 1974-toer, maar na het eerste concert op 2 november werd besloten de song weg te laten. Vocaal vergde het teveel van de toch al beschadigde stembanden van Harrison.

Kant één sluit af met het overdonderende Living In The Material World. Vijf minuten vuurwerk van de bovenste plank. Een leuke knipoog naar The Beatles (‘Though we started out quite poor, we got Ritchie on a tour’ – gevolgd door een minisolo van Ringo). Zelfspot was bij George nooit ver te zoeken.

Kant twee opent met het stampertje The Lord Loves The One (That Loves The Lord). Het is een preek, maar vanwege het opstuwende ritme en de vette sax, ga je daar bijna aan voorbij. George speelde deze track – net als Who Can See It -ook slechts eenmaal tijdens zijn tournee en dat was jammer, want op bootlegs klinkt het helemaal niet slecht (en het hield de vaart erin).

Be Here Now had wat mij betreft zo op een Beatlesalbum kunnen staan: Long, Long, Long, maar dan nog beter. Dit nummer is een kampioen in de categorie ´verstilling en contemplatie´. De dromerige klanken van de sitar op de achtergrond versterken dit beeld alleen maar.

Try Some Buy Some was al eerder opgenomen (voorjaar 1971) en dat is te horen aan de Spectoriaanse orkestratie. George gaf het liedje aan Ronnie Spector die er in het voorjaar van 1971 een kleine hit mee had (US 77). Hij vond het te mooi om te laten liggen en besloot het ook zelf op te nemen. Dezelfde orkestratie als Ronnie, maar dan met eigen vocals – karaoke avant la lettre, zeg maar. Later zou hij dat geintje ook uithalen bij de single You uit 1975 (US 20, UK 38). Dat was trouwens ook een left-over van de Ronnie Spector-sessies. John Lennon was zo gecharmeerd van het mandolinespel dat hij hetzelfde idee losliet op zijn kerstsingle Happy Christmas (War Is Over). David Bowie was een grote fan van Try Some Buy Some en nam het zelfs op voor zijn album Reality uit 2003 (UK 3, US 29, NL 14).

George schreef het fraaie The Day The World Gets ‘Round een dag na het Bangla Desh-evenement. Het zet idealisme (check de titel) en verdorvenheid op een zeer smaakvolle en scherpe manier tegenover elkaar. Yusuf/Cat Stevens deed een meesterlijke cover.

De smeekbede That Is All is het emotionele slot van het album. Weer een prachtige ballad, goed gezongen en met interessante bruggen. Niemand minder dan Andy Williams (als je wilt weten wie dat is moet je het maar even aan je ouders vragen) deed er een aardige cover van op zijn album Solitaire uit 1973 (UK no 3). Op datzelfde album van meneer Williams staat trouwens ook een cover van Pauls My Love.

Verder was er ook nog het alleraardigste B-kantje Miss O’ Dell. Onbegrijpelijk dat dit leuke riedeltje (met lachbuien van George en aan het einde een oud telefoonnummer van Paul!) niet verscheen op The Best Of George Harrison uit november 1976 (US 31). Voor de puristen onder ons: Miss O’ Dell betreft Chris O’ Dell, zij werkte vanaf 1968 voor Apple (ze is te zien in de Hey Jude-clip en was aanwezig tijdens het dakconcert). Ze was een tijdje persoonlijk assistent van George en toen hij een keer in 1971 op haar moest wachten schreef hij het grappige liedje. Later raakte Chris betrokken bij zo’n beetje alle bekende rocksterren van de jaren zeventig. In die wereld is zij een absolute legende.

Living In The Material World was erg succesvol. Hier in Nederland nummer vijf, in Engeland twee en in Amerika vijf weken op één.

Hoger kom je niet.

De kritieken liepen uiteen. Sommige recensenten vonden het album muzikaal prachtig maar tekstueel een ver-van-mijn-bed-show en vroegen zich af of George ook nog andere trucjes in huis had. Andere critici (de meerderheid) keken daar overheen en prezen de rijkdom van de teksten (vergeet niet dat Harrison ten tijde van de release amper dertig jaar oud was) en het fantastische gitaarwerk, maar ach, wie trekt zich wat aan van kritieken als je nummer één staat in Amerika en meer dan een miljoen exemplaren verkoopt? ‘Hoger kom je niet’, zei George jaren later, toen hij met de single Got My Mind Set On You zijn derde Amerikaanse nummer één te pakken had (en gelijk had ie).

Living in The Material World staat voor mij nog steeds als een huis. Nergens wordt het plichtmatig, het blijft een elf songs durend avontuur, los van de tijdgeest. Vooral dat laatste is belangrijk. De plaat is een statement, net als het Plastic Ono Band-album van John Lennon. Ik vind het bij deze muziek moeilijk, zo niet onmogelijk om op afstand te blijven en dat is gaaf. Gewoon eerlijk zingen over wat je drijft, recht uit het hart, kwetsbaar durven zijn. Dat is dapper, je nek uitsteken (en die twee hadden er nog succes mee ook).

Het was spitsuur in de zomer van 1973. Goedverkopende albums van Paul en George en twee megasuccesvolle Beatlescompilaties. Verder was er breaking news in de muziekbladen toen bleek dat John, George en Ringo in maart 1973 samen een track hadden opgenomen voor Ringo´s nieuwe soloalbum. Bijna een Beatlesreünie en o ja, voor we het vergeten, Paul scoorde in de zomer ook nog een wereldhit met zijn veelgeprezen James Bondthema Live And Let Die. Zucht… wat een tijd. Beatlemania all over again.

Wordt vervolgd: Mind Games van John Lennon.

– Robin Raven – 2021