19. LP Band On The Run

BFNLAlbum recensies, BFNL Columns, CAN YOU TAKE ME BACK?

Tracklisting: Band On The Run; Jet; Bluebird; Mrs Vandebilt; Let Me Roll It; Mamunia; No Words; Picasso’s Last Words (Drink To Me); 1985.

Dat Paul McCartney nooit bang was voor een experimentje of twee, was al bekend uit zijn Beatlestijd. Hij had het vermogen om als een soort tovenaarsleerling van het ene creatieve bad in het andere te springen. Het mooiste voorbeeld daarvan vind ik de opnamesessies op 14 juni 1965. Op die dag werden zowel Yesterday, I’ve Just Seen A Face als I’m Down opgenomen.
Die geestesgesteldheid kun je een vorm van schizofrenie noemen, maar ik schaar de fenomenale afwisseling in perspectieven liever (en eerder) in het rijtje creativiteit, eigenzinnigheid en oog hebbend voor de droomachtige kwaliteit van het leven.

Ook tijdens zijn vroege solowerk stelde Paul zijn fans aardig op de proef. Symmetrie was ver te zoeken – het eerste album McCartney was een opmerkelijk do-it-yourself project (en een gewaagde stap), De single Another Day ging 100 procent de andere kant op, aanstekelijk en charmant, misschien zelfs iets tè. De LP Ram knetterde daarentegen als illegaal vuurwerk en liet de luisteraar uitgeput in de touwen achter. Wild Life was een merkwaardig half-half product. De singles Give Ireland Back To The Irish en Mary Had A Little Lamb waren respectievelijk gedurfd en bizar en Hi Hi Hi werd eind december 1972 zelfs geboycot (net als Ireland, trouwens) door de BBC wegens vermeende drugsteksten. Paul leek er een potje van te maken. Met Red Rose Speedway koos hij een veilige weg, een leuke mainstream popplaat van voorbijgaande aard, meer niet. Ondanks dat alles, toch een pluim voor Pauls vastberadenheid en doorzettingsvermogen (en niet geheel onbelangrijk: het uithoudingsvermogen van zijn fans).

Het leek wel alsof er vanaf dat moment een geestwisseling in Paul was voltrokken.

Vanaf de zomer van 1973 zou de zaak kantelen. Het leek wel alsof er vanaf dat moment een geestwisseling in Paul was voltrokken. Eerst kwam de James Bond knaller Live And Let Die, een van de grootste hits van het jaar, een succesvolle Britse tournee (21 sold-out shows), en daarna in december het magistrale Band On The Run.

De verkoop van het vijfde solo-album ging aanvankelijk traag. Misschien waren de fans van het eerste uur wat voorzichtiger geworden met het uitgeven van hun zuurverdiende centjes als het om het aanschaffen van nieuwe Beatles soloplaten ging. Maar zodra men Band On The Run had gehoord, was iedereen het unaniem met elkaar eens: dit was een omwenteling – dit was Beatleskwaliteit. Na dit album was niets meer hetzelfde.

Of Band On The Run daadwerkelijk McCartney’s finest hour is, laat ik in het midden. Wat wel kan worden gezegd, is dat het album een absoluut hoogtepunt is in Pauls oeuvre en een ongekende prestatie. Ieder keer als de plaat losbarst in mijn koptelefoon, barst er tegelijkertijd een soort euforie in mij los.

Oorspronkelijk betrof het een Wings-project met Denny Laine, Denny Seiwell, Linda en Henry McCulloch. Opnemen in het buitenland leek Paul ook wel wat dus werd het Lagos in Nigeria (niet beseffend dat de EMI-apparatuur aldaar van het niveau Magic Alex was).

Het verhaal had niet slechter kunnen beginnen: Seiwell en McCulloch haakten af vlak voor het vertrek op 9 augustus en Lagos bleek geen paradijs. Een regenseizoen, subtropische benauwdheid, een amateuristische studio, en een nare overval waarbij demo´s afhandig werden gemaakt (om nog maar te zwijgen over de persoonlijke angst), maakten het verblijf in de Afrikaanse hoofdstad allesbehalve een pretje. Na de terugkeer op 23 september in London werd er intensief gesleuteld aan alle opnamen in de Air Studio’s en de Kingsway Studio’s, net zolang tot alles perfect klonk.

De albumhoes werd gemaakt op 28 oktober door Clive Arrowsmith. We betrappen negen basisklanten, bevroren in de meedogenloze stralenbundel van de zoeklamp van de gevangenis: Paul, Linda (die haar hand op een rare plek houdt), Denny Laine, maar ook Michael Parkinson, Kenny Lynch (die in 1963 nog een versie van Misery opnam en later een bekende presentator werd), James Coburn, Clement Freud, Christopher Lee en bokser John Conteh.

Dit symboliseert uiteraard hun vlucht naar Nigeria.

Op de achterkant van de LP zien we een bureau met een stempelkussen en drie paspoortfoto´s van Paul, Denny en Linda. Dit symboliseert uiteraard hun vlucht naar Nigeria. De binnenhoes bevat de songteksten en een mooie foto van het drietal met een paar Afrikaanse kinderen. Red Rose Speedway had een boekwerkje, Band On The Run heeft een poster met 45 polaroids, genomen in Lagos. Leuke plaatjes, mooi om te weten dat het niet de hele tijd kommer en kwel was in Nigeria.

Het project werd in oktober 1973 ingeluid met de single Helen Wheels/Country Dreamer (US 10, UK 12, NL-tipparade). De A-kant staat alleen op de Amerikaanse release. De titel was een woordspeling op Pauls Land Rover Hell On Wheels en de tekst beschrijft de rit van Glasgow naar London. Het is een lekker stampertje en de derde bonafide single van Wings dat jaar. Hoe veelzijdig wil je het hebben? Een ballad, een filmsong en een stevige rocker! Country Dreamer was een left-over van Red Rose Speedway. Het is een lieflijk country deuntje dat ik graag had gezien op dat album, maar daarvoor moesten we wachten tot de eerste reissue in 1987. Funfact: de videoclip is gemaakt door Michael Lindsay-Hogg (Paperback Writer, Hey Jude en het Get Back/Let It Be project).

Het album opent met het majestueuze titelstuk dat bestaat uit drie gedeelten. Het thema van het album (vrijheid) wordt hier in al zijn registers getoond en uitgewerkt. Wat moet je verder zeggen over deze sleutelsong? Het is vijf minuten popperfectie. Stel je toch eens voor dat een Beatles album eind 1973 met dit nummer zou openen… Band On The Run werd alom gewaardeerd en zou een Grammy Award winnen voor Best Pop Vocal Performance By A Duo, Group Ore Chorus. Als single in 1974 een millionseller in Amerika (US 1, UK 3, NL 7).

Jet is de enige song die niet in Lagos is opgenomen. De transcendente rockstorm overdondert vanaf de eerste second en laat de luisteraar niet meer los tot de laatste klank is weggestorven. Geïnspireerd door een Labrador Retriever puppy van Paul destijds, maar verder zie ik niet echt een vertaallijntje naar het beest. Later vertelde hij dat de tekst gedeeltelijk op een vrouw sloeg, maar ook een beetje op de eerste ontmoeting met zijn schoonvader (beetje intimiderend, zoals een sergeant-major zou doen), maar verder is het vooral iets wat Paul eigenlijk altijd doet: spelen met woorden.

Dat kan je hem niet kwalijk nemen want dat is natuurlijk wat hij al zijn hele leven doet: spelen met woorden. John zong voornamelijk over zichzelf, George deelde zijn spirituele belevenissen met ons en Paul verzint karakters als Sailor Sam, Mrs Vandebilt en Mrs Washington. Jet was als single een grote hit (US 7, UK 7, NL 10).

Met Bluebird mogen we na de one-two punch van de twee voorgangers eindelijk weer op adem komen. Het zaadje voor het nummer werd al vroeg geplant want de eerste klanken komen uit 1971 en in de tv/special James Paul McCartney uit het voorjaar van 1973 speelt Paul er een stukje van. Hoewel percussionist Remi Kabaka uit Nigeria kwam, speelde hij zijn partij in London in. Howie Casey (die Paul nog kende uit zijn tijd van de Star Club in Hamburg) legt een heerlijke, bijna slome, sax solo neer waarin ik het ruisen van de branding hoor (dit staaltje perfectie zou Casey elke avond herhalen tijdens de wereldtournee van 1975/1976).

Prachtig, hoe veelzijdig die man toch was.

Als de theorie klopt dat de eerste tien seconden van een nummer cruciaal zijn voor hitpotentie, is Mrs Vandebilt daar wel een sprekend voorbeeld van. In Europa werd het vlak voor Jet op single uitgebracht en met succes: in Nederland bereikte het liedje zelfs de top tien. De eerste regels zijn een vrije associatie op een bekende spreuk van de Britse komiek, acteur, tv- en radiopresentator Charley Chester (‘Down in the jungle, living in a tent, better than a bungalow, no rent’). Casey’s sax speelt opnieuw een hoofdrol, nu niet exotisch en loom, zoals in Bluebird, maar fel, bijtend en bijna opjagend. Prachtig, hoe veelzijdig die man toch was.

Kant een sluit af met het epische Let Me Roll It. De song knipoogt naar zowel George Harrison (‘Let me roll it’, is een regel uit zijn song I´d Have You Anytime) en John Lennon (hoewel Paul dat laatste nooit ruiterlijk heeft toegegeven). Toch zal een neutrale luisteraar de link naar Lennon (scheurende gitaar, echo op de stem) niet ontgaan. Vanaf de eerste hypnotische keyboardklanken word je meegezogen in deze Lennonesque track, die zelfs eindigt met een soort primal scream (pje) van Paul! Lennon was zelf overigens zeer gecharmeerd van Let Me Roll It. Hij vond het een dijk van een nummer en parafraseerde de riff in zijn instrumental Beef Jerkey op het Walls And Bridges album uit 1974 (check de gitaar bij 45 sec en 1.30 sec). McCartney is dol op het nummer en hij speelt het bijna altijd live, solo of in combinatie met een fragment van Foxy Lady van Jimi Hendrix.

Mamunia was de eerste song die Lagos werd opgenomen en het opent kant twee. Paul schreef het in Marrakesh in het voorjaar van 1973 tijdens een verblijf in hotel Mamounia (‘veilige haven’ in het Arabisch) in Marokko. Het was de b-kant van de single Jet, maar omdat Paul een potentiële single in het liedje zag, werd het snel vervangen door Let Me Roll It. Ik kan Pauls gedachte enigszins wel volgen; het liedje heeft een mooie, positieve tekst en een heerlijke melodielijn. Daarnaast snap ik de platenmaatschappij ook wel – ondanks de muzikale schoonheid is het niet echt single-materiaal.

No Words lijkt wat muzikale tentoonstelling betreft een vreemde eend in de bijt. Het is de kortste track, de enige McCartney/Laine compositie en heeft een Red Rose Speedway gevoel (sorry, ik kan het niet uitleggen), in tegenstelling tot de andere songs. Paul en Denny schreven het liedje samen en zingen het ook samen. Ik vind het een zalige track. Goed opgebouwd, mooie brug en dan dat spannende einde. Niks mis mee. Heel verrassend dat het werd gespeeld tijdens de laatste tournee van Wings in december 1979.

We mogen acteur Dustin Hofman dankbaar zijn voor Picasso’s Last Words (Drink To Me). Volgens de legende daagde hij Paul tijdens een etentje in Montego Bay, Jamaica, uit (Paul en Linda waren op vakantie, Hofman was aldaar om samen met oa Steve McQueen de film Papillon op te nemen) om at random een liedje te schrijven. In de krant van 23 april 1973 (Time magazine, om precies te zijn) stond een artikel over de stervende Picasso en Macca ging ter plekke aan de slag. Hofman noemde het proces waar hij getuige van was, naast de geboorte van zijn eigen kind, het belangrijkste moment uit zijn leven.

Picasso’s Last Words wordt gezongen door Paul en Denny en is samengesteld uit fragmenten (net als Picasso deed in zijn werk). Het bevat in elkaar vloeiende bewerkingen van Jet en Mrs Vandebilt. Ook horen we Pierre le Sève toeristeninformatie geven aan Franse mensen over London en Engeland. Le Sève was geen onbekende naam in Frankrijk en het schijnt dat hij uiteindelijk zes pond heeft ontvangen voor zijn bijdrage!

Het nummer werd opgenomen in de ARC-studio van Ginger Baker (echte voornaam Peter, maar door iedereen ‘Ginger’ genoemd vanwege zijn vlassige rode haar). Baker wilde graag dat Paul het hele album in zijn studio zou opnemen maar het bleef bij een enkele sessie.

Het album sluit af met het grandioze pianogeluid van 1985. Hoewel het in de jaren zeventig werd geoefend voor mogelijke live shows, duurde het tot deze nieuwe eeuw dat Paul het nummer toevoegde aan zijn playlist. Met zijn snelle coupletten en dromerige tussenstukjes doet het me altijd een beetje denken aan Your Mother Should Know (maar daar houdt de vergelijking dan ook op). Paul zingt het heerlijk knauwend en verliest het momentum geen seconde uit het oog. De laatste minuten zijn voor het opzwepende orkestrale arrangement, waarna we na een A Day In The Life-achtig slotakkoord, terugkeren naar het begin: een fragment van Band On The Run. Subtiel gedaan, het symboliseert een perfecte afronding van een perfecte popplaat, die begint, maar eigenlijk nooit eindigt.

Met Band On The Run leverde McCartney niet zomaar een plaat af maar een muzikaal essay over vrijheid en geestdrift. Een ongekende prestatie met tastbare en logische verbindingen waaraan niets meer hoeft worden toegevoegd. En dat vonden ook de ander ex-Beatles. John, George en Ringo hadden allen fijne broederlijke woorden over voor het album én Paul. Dat was niet alleen een compliment voor de kwaliteit maar ook een teken van positieve toenadering, een proces dat na het nare begin en de geladen sfeer van de prille jaren zeventig eindelijk een beetje op gang begon te komen.

Wordt vervolgd: Walls And Bridges van John Lennon

– Robin Raven 2022 –