1989 – Flowers In The Dirt/Rotterdam Ahoy

BFNLBFNL Columns, Then There Was Music

You can always come back, but you can’t come back all the way’ zingt Bob op ‘Love And Theft’. Als er één song van Dylan is die me elke keer weer kippenvel bezorgt, is het wel ‘Mississippi’. De tekst heeft een magisch soort ondoorgrondelijkheid gekoppeld aan een meer onbewust ‘natuurlijk gaat het over…’ Met andere woorden: geen idee waar hij het over heeft, maar ik ben het helemaal met hem eens. De stem is tot een krakende rasp gereduceerd en omdat ik geen fan ben van de stem van de jonge Dylan, ervaar ik deze amper nog geluid voortbrengende vocalen als een enorme verbetering. Eerlijk gezegd vind ik het prachtig. Ook de instrumentale begeleiding is in al zijn eenvoud perfect. Het geheel heeft iets ouds, een soort jaren ’30-laagje. De in beste Dylan-traditie eenvoudige, hypnotiserende muzikale structuur doet de rest.

1989 Is voor mij het jaar van een soort ‘terugkeer’ naar Eibergen, het geboortedorp van mijn ouders. Het dorp dat in hun verhalen werd opgeblazen tot een buitenproportioneel Utopia. Een plaats waar ik zo vaak over had horen vertellen dat het bijna voelde alsof ik er zelf ooit gewoond had. Voor mijn vrouw en mij was het de perfecte woonplaats toen we gingen samenwonen. We voelden ons er direct thuis, maar ik zag echt niet wat dit dorp zoveel beter zou moeten maken dan mijn geboorteplaats. ‘You can always come back, but…’ Nee, ik was zeker niet ‘teruggekomen’ in de door mijn ouders ooit achtergelaten plaats.

1989 Is ook het jaar van iemand waarvan je wél kunt zeggen dat hij, in ieder geval figuurlijk, ‘came back all the way’. De jaren 80 waren niet bepaald de jaren van de grote sterren uit de jaren 60 en 70. Bob Dylan leek (niet voor het eerst) de muzikale weg kwijt, Neil Young wisselde van platenlabel en sloeg met weinig succes aan het experimenteren en ook aan McCartney was dit decennium niet besteed. Hij begon er met ‘McCartney II’ en vooral ‘Tug Of War’ nog prima aan, maar daarna kwam de klad er in. ‘Pipes Of Peace’ is in zekeren zin een restjes-album (de kliekjes van ‘Tug’ vonden er een plek) met een aantal behoorlijk gênante tekstuele uitglijders zoals ‘I acted like a dustbinlid’ (‘The Other Me’). Het zou nog erger worden. ‘Press To Play’ is geen hoogstandje, om maar te zwijgen over ‘Broadstreet’, maar aan elk decennium komt een eind en in de blessuretijd van het decennium vond Paul zijn inspiratie terug.

In onze nieuwe woonplaats was gelukkig ook een platenzaak te vinden. Een zaak die, zoals wel meer muziekwinkels in die tijd, bezig was om het accent te verleggen van vinyl naar cd. Op een avond bezocht ik de winkel zonder duidelijk doel. Ik had geen wensen (dat gebeurt me als het om vinyl gaat niet zo vaak) en wilde alleen even kijken of ik nog een nieuwe release gemist had. De single ‘My Brave Face’ maakte het waarschijnlijk dat er vandaag of morgen een nieuw album zou verschijnen van McCartney. En inderdaad; in de bak onder ‘Paul McCartney (& Wings)’ stond een mij onbekend album met een prachtig roodbruine hoes vol bloemen boven een soort modderachtige vegen. McCartney was op dat moment, mede door de vele missers de voorafgaande jaren wat uit beeld geraakt bij mij. Het was geen uitgemaakte zaak dat ik met dit album naar huis zou gaan. Waarschijnlijk heeft de hoes de doorslag gegeven. Deze hoes was zeker de reden voor de keuze van een aanschaf op vinyl: waarom een album kopen mede vanwege de hoes en dan met een cd naar huis gaan? Veel van de schoonheid kwam niet over in de miniatuurweergave op de voorkant van de cd. Ook ontnam het plasticdoosje de cover door het glimmende oppervlak het laatste beetje glans.

In werkelijkheid konden de heren het niet al te goed met elkaar vinden.

‘Flowers’ bleek in meerdere opzichten een ‘terug naar’- album voor McCartney. Voor het album zocht hij de samenwerking met een andere songwriter: Elvis Costello. Volgens de officiële lezing was dit een samenwerking die aan de tandem Lennon/McCartney deed denken. In werkelijkheid konden de heren het niet al te goed met elkaar vinden, waardoor er een abrupt eind kwam aan de gezamenlijke opnamesessies. De bijdrage van Elvis is daardoor beperkter gebleven dan de bedoeling was. Costello zorgde er door een terloopse opmerking wel voor dat McCartney zijn Hofner-bas weer oppakte. Dat betekent niet alleen een ‘terug naar’ de warme ‘houtachtige’ (lees minder metalige) klank van de Beatlesbaslijntjes van vóór 1966/67, maar tevens werd het beeldbepalende plaatje van McCartney met zijn Beatlesbas in ere hersteld.

‘Flowers’ is echter vooral het album dat McCartney terug bracht in de harten van zijn fans. Hoe zeer hij terug was bewees de extreem succesvolle wereldtournee die aan de promotie van het album gekoppeld werd. Voor deze tournee deed Paul ook Rotterdam aan. Daardoor kreeg ik de kans hem eindelijk live te zien. Kaartjes waren snel gekocht en gedrieën (een neef die uiteindelijk ook in de muziek terecht zou komen ging met ons mee), stapten we in de bus die ons naar Ahoy zou brengen. We waren vroeg ter plekke waardoor we zó dicht bij het podium stonden dat ik McCartney bijna een hand had kunnen geven.

Het is een vreemde gewaarwording om iemand die tot dat moment een halfgod leek te zijn zo dichtbij op een podium te keer te zien gaan. Hij bleek natuurlijk gewoon een mens, maar het goddelijke aureool dat hij voor mij vanaf mijn kennismaking met de Fab Four had, verdween geen moment. Gedurende ruim twee uur gaf hij alles op een avond tijdens een tour, die voor hem ook een ‘terug naar’ het Beatlesrepertoire betekende. Nog nooit was dit materiaal zo overvloedig aan bod gekomen tijdens de concerten van na het uiteenvallen van The Beatles.

Gedurende deze tour was alles dat later in typische McCartney-patronen zou uitmonden nog spontaan. Zo kondigde hij ‘Hey Jude’ aan met de woorden:’Tell you what, there’s a bit at the end of this next song that you might wanna join in with’ om vervolgens te beginnen aan ‘If I were not upon the stage’. Na een paar maten brak hij dat af:’no, no that’s not what I meant to say. What I meant to say is; Hey Jude, don’t…..’ Na de zoveelste keer werkt dat niet meer, maar die eerste (voor mij) totaal onverwachte keer lag ik in de starende stilte van mijn adoratie met de rest van de ouderwets schreeuwende zaal aan zijn voeten. Wat een ongelooflijke avond! Daar staat dé held van je leven, die de soundtrack van datzelfde leven speelt. Ik ben geen liefhebber van grote massa’s, maar tijdens dit concert ervoer zelfs ik een zekere mate van verbondenheid met de mensenmassa om mij heen.

‘Your days are numbered’ zingt Dylan in Mississippi. De dagen van Paul als popster leken in de jaren tachtig inderdaad geteld. Tegenwoordig zijn de echt groten van de beginjaren van de popmuziek verzekerd van ‘eeuwige’ roem. In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd er een beetje meewarig naar de sterren van de voorgaande decennia gekeken. ‘Ach ja, ze deden er ooit toe, maar nu zijn ze niet relevant meer’. De bloemen van weleer lagen nog net niet vertrapt in de modder. McCartney stond op en liet zien dat hij nog relevant was. Hij was terug en zou zijn plek niet meer afstaan.

Ton Steintjes