22. LP Dark Horse

BFNLBFNL Columns, CAN YOU TAKE ME BACK?

Tracklisting: (Hari´s On Tour ) Express; Simply Shady; So Sad; Bye Bye Love; Maya Love; Ding Dong Ding Dong; Dark Horse; Far East Man; It Is ‘He’ (Jai Sri Krishna). George Harrison – 9 december, 1974

George en Ringo waren in de vroege jaren zeventig de grote verrassingen na het uiteengaan van The Beatles. Ringo scoorde met twee prachtige singles (It Don’t Come Easy en Back Off Boogaloo) en het prachtige star-studded Ringo album. George excelleerde eind 1970 met zijn All Things Must Pass kraker, de bijbehorende singles, het Bangla Desh project en in de zomer van 1973 zijn tweede studioalbum Living In The Material World. Hoewel die laatste wel de nodige kritieken kreeg (beetje prekerig) ging het toch prima over de toonbank en bevatte het de wereldhit Give Me Love (US 1, UK 7, NL 7). Daarnaast moet vermeld worden dat George betrokken was bij alle succesvolle Ringo releases van 71, 72 en 73.

Er leek dus geen vuiltje aan de lucht in 1974. George kwam met een eigen platenlabel, produceerde albums voor Ravi Shankar en Splinter (Bobby Purvis en Bill Elliott), maakte een nieuw album en kondigde als klap op de vuurpijl aan in november en december van 1974 te gaan toeren door Noord-Amerika (Van Vancouver tot New York, 45 concerten, waarvan soms twee keer per dag).

Na deze opsomming zie ik je al fronsen en je hebt gelijk. Teveel hooi op de vork is nooit een goed idee, en George nam acht hooibergen tegelijk op zijn vorkje. Dat hij zich in die periode laafde aan drugs en drank (en vrouwelijk schoon) maakte het er niet veel beter op. Later zou George deze verwarrende tijd van zijn leven omschrijven als een ‘very naughty period in my life’. Wat dat betekent mag je zelf invullen.

Het nieuwe label was een beloftevol begin. Het logo zag er strak uit: het zevenhoofdige paard Uchchaihshrava, het beste paard uit de hindoe filosofie. Het dier was geboren uit de woeste en oneindige Melkoceaan (Sour Milk Sea, weet u nog?) en werd getemd en bereden door de hemelgod Indra. Vergeleek George zich hiermee nu met Indra of slaat mijn fantasie op hol?

George moest nog even wachten om zijn eigen albums op Dark Horse records uit te brengen, maar met de platen van Ravi Shankar en Splinter maakte hij een voorzichtig beginnetje. Shankar Family and Friends (US 176) is een hele fijne plaat waarin Oost en West elkaar ontmoeten. Niet alleen Indiase musici, maar ook veel westerse (waaronder Tom Scott en zelfs Ringo). Tijdens de tournee door Noord-Amerika zou het Shankar ensemble de albumtracks I’am Missing You en Dispute And Violence spelen (van de laatste is een prachtige registratie te zien op Youtube).

Het was Mal Evans die als Apple scout George in contact bracht met Splinter. Hun album The Place I Love werd opgenomen in George’s Friar Park home studio en de ex-Beatle duikt op in de credits als Jai Raj Harrison, Hari Georgeson en P. Roducer. Het fijne album leverde zelfs een kleine hit op: Costafine Town (UK 17). The Place I Love is een hele fijne plaat die hier en daar aan The Beatles doet denken, maar ook aan Klaatu en solo George. Sommige critici noemen de plaat zelfs, vanwege Harrisons enorme rol in het project, ´the great lost George Harrison album´. Het is een zijpaadje, eigenlijk niet relevant voor deze recensie, maar ik noem het toch: luister even naar de laatste minuut van de track Somebody´s City. Het is alsof je naar iets van Abbey Road zit te luisteren.

George nam Splinter onder zijn hoede.

Interessant is dat zowel John, Paul als George in 1974 interessante side-projects hadden. John produceerde Pussy Cats voor Harry Nilsson (US 60), Paul werkte met zijn broer Mike aan McGear (de single Leave It haalde zelfs no 36 in de UK), en George nam Splinter onder zijn hoede.

Allemaal leuk en aardig voor George, maar er moest natuurlijk ook nog een nieuw album komen voor het einde van het jaar. Dat werd Dark Horse, waarvan de vroegste sessies eind 1973 begonnen, maar dat pas in de laatste week van oktober 1974 (een week voor de tour!) werd afgerond met remixes van het titelnummer. Door dat moordende tijdschema verscheen het album pas een maand na het begin van de tournee.

Over de hoes geen klachten. Het ziet er allemaal prachtig uit. Op de mysterieuze voorzijde (ongetwijfeld geïnspireerd door Sgt. Pepper’s) zien we een ingekleurde foto van George’s schoolklas uit 1956 (Liverpool Institute High School). De kinderen op de onderste rij dragen gele rugbyshirts en vormen samen de titel van het album: Dark Horse. De dertienjarige George is bovenaan gezet. Zijn gezicht is blauw (een referentie naar Krishna?) en hij kijkt bedenkelijk. Boven hem zien we Shiv-Gorakska Babaji, uitvinder van Kriya yoga, een techniek waarmee slechte daden uitgewist kunnen worden. Oorspronkelijk was de afbeelding van Babaji groter, maar art director Tom Wilkes wist George ervan te overtuigen het plaatje iets kleiner te maken. De klas zit in een lotusbloem die groeit uit de oneindige Melkoceaan (daar is-ie weer). De achtergrond is gevuld met bergketens. Zonder herkenbaar profiel, trouwens, niet zoals op Johns Mind Games uit 1973, waar Yoko als een soort Mount Rushmore het totaalbeeld domineert.

Op de binnenzijde van de klaphoes zien we een foto van Terry Doran in sepiakleuren van George en Peter Sellers die een wandelingetje maken langs een van de meertjes van Friar Park. De tekst uit het tekstballonnetje komt uit de film The Producers van Mel Brooks. De foto wordt omlijst als een soort getijdenboek met de songtitels en een oude spreuk waarin de lezer wordt gevraagd met zorg en liefde de tuin te betreden en daarbij zichzelf vrij te houden van negativiteit, want de tuin wordt onderhouden voor het welzijn van de lezer.

Op de achterzijde zit George met ernstige blik, opnieuw in donkere kleuren, uitgestrekt in zijn kaftanjas op een bankje, ergens in het park. Ik dacht vroeger altijd dat hij een hondje aan zijn voeten had, maar dat blijken zijn wolharige moonboots te zijn (die hij ook draagt in de clip voor Ding Dong Ding Dong). In het bankje is de naam van George gekerfd plus de titel van het album.

De plaat komt in een papieren hoes die aan beide kanten is volgeschreven met info over de songs. Tussen het schrijfwerk door is driftig gestempeld met kleine verschillende symbolen.

Het album opent met het instrumentale Hari´s On Tour (Express). Een opvallend begin. George zag het blazersensemble LA Express (olv Tom Scott) spelen tijdens een concert van Joni Mitchell in London, april 1974, en was zo onder de indruk van het vijftal dat hij ze uitnodigde op Friar Park. Dat was een invitatie die uiteraard niet werd afgeslagen. Maar het bleef niet bij een bezoekje, drank, drugs, en smalltalk. De mannen doken de Friar Park studio in en namen Hari’s On Tour (Express) op. Of de track spontaan ontstond of al redelijk in de steigers stond is niet bekend. Na een paar uur stond de track op de band. De mannen van LA Express namen hierna ook nog een nieuw nummer op met George: Simply Shady, dat het tweede nummer van de plaat zou worden. De volgende dag vertrokken vier leden van LA Express terug naar Amerika. Tom Scott bleef achter en George vroeg hem of hij (en Robben Ford) mee wilde gaan op zijn tournee in het najaar.

Hari’s On Tour (Express) was niet alleen de albumopener, maar ook de eerste song van alle concerten. Een prima keuze, er is zelfs een officiële live opname van. Het staat als een huis en zorgt voor een lekkere sfeer. Zelfs vind ik het een van de beste solo Beatles instrumentals. Er wordt fantastisch gemusiceerd en de tempo wisselingen (soms van de vierde versnelling naar de eerste en dan weer snel terug) houden de best wel lange track spannend tot het einde.

De tweede track op het album is Simply Shady. George’s eerste vocale bijdrage en hij is nog redelijk goed bij stem. Ik vind het een hele mooie introspectieve song waarin George de duistere kant van het leven (en van zichzelf) bezingt. Hij worstelt duidelijk met zijn emoties. ‘Blinded by desire’ noemt hij het zelf en uiteindelijk ‘The action that I’ve started, sometime I’ll have to face’.

Hij worstelde met de beide kanten van zijn leven.

Het is een soort spanning die het hele album voelbaar blijft. George schreef het nummer in het voorjaar van 1974 tijdens een bezoek aan India. Hij worstelde met de beide kanten van zijn leven: enerzijds het spirituele verlangen, maar tegelijkertijd de hang naar drugs, drank en seks. In die zin is het nummer een zeer geslaagde sfeertekening. De tekst is top-notch en er wordt uitstekend gemusiceerd. Aan het einde van het lied komt Sexie Sadie ook nog even langs, wellicht omdat de associërende George tijdens het schrijven in India was.

So Sad begint statig en ontpopt zich vervolgens als een barokke lament voor een beschadigde en misschien wel verloren liefde. Met zinnen als ‘Now the winter has come, to eclipse out the sun’ en ‘And he feels so alone, with no love of his own’ worden we met onze neus op de feiten gedrukt: het gaat niet goed met George. Hij schreef de song al in 1972 voor zijn tweede studioalbum Living In The Material World, maar gaf het aan Alvin Lee, die de track opnam voor zijn album On The Road To Freedom uit 1973. Uiteindelijk nam George het nummer toch ook maar zelf op en dat was een prima keuze. Het is zware thematiek (ik hoor maar liefst elf keer ‘So sad’ en ‘So bad’) , maar de uitvoering is erg mooi. Let vooral eens op die wonderschone outtro. Daar kun je me ’s nachts voor wakker maken.

De titel So Sad was veertien jaar eerder al gemunt door de Everly Brothers. Zij hadden er in 1960 een Amerikaanse top tien hit mee. Misschien is het een bruggetje naar de volgende track: Bye Bye Love, een cover, in de breedste zin van het woord, van Phil en Don. Over de versie van Bye Bye Love kan (en wil) ik kort zijn: vreselijk. Ik heb het al die jaren geprobeerd, maar ik kan er geen greintje sympathie voor opbrengen. Volgens Tom Scott nam George de Everly Brothers cover alleen op, hij bespeelt alle instrumenten. Met een irritante versnelde stem vertelt hij over het afscheid van Patty en hoe zij bij Eric Clapton de liefde vond. ‘There goes our lady, with a “you know who”, I hope she’s happy, and Old Clapper too’ en als klap op de vuurpijl ‘I threw them both out’. Waarom ik dit moeten horen is me een raadsel. Er zit geen interessante laag in, het is gewoon plat. Beklijven doet het niet.

Daarom ga ik graag verder met het sluitstuk van kant één: Maya Love. Wat een fantastisch nummer. Het is geen rock of pop, meer funk, misschien zelfs jazz-achtig. Dat is overigens een sterk punt van het hele album. George klinkt heel anders dan als op voorgaande platen. Het lijkt wel alsof hij een hele nieuwe weg inslaat.

Maya Love werd letterlijk vlak voor de tour opgenomen. Het is te horen dat Harrisons stem het al een beetje begint te begeven. Dat is jammer want het nummer heeft een enorme drive. Maya is in het Sanskriet de term voor ‘dat wat niet is’. Zeg maar het vergankelijke.

Alles gaat voorbij, niets is permanent. George speelde de track op de tour en het is jammer dat er geen officiële opname van is want de live versie staat ook als een huis. George deed er zelfs trouwens bescheiden over. Hij kondigt de track steevast aan als een ‘simple little ditty’.

Niet iets waar de jongeren van 1974 op zaten te wachten.

Met Maya Love eindigt kant één en zijn er (op Bye Bye Love na) vier prima songs voorbij gekomen. Eén instrumental en drie songs met een zware thematiek (de duistere kant van het leven, een verloren liefde en de illusie van alles). Niet iets waar de jongeren van 1974 op zaten te wachten (die bleven thuis voor het volle jeugdige geluid van Gary Glitter, Wizzard, Slade en the Sweet).

Dat George die gedachte wellicht meenam is te horen op de feestelijke openingstrack van kant twee: Ding Dong, Ding Dong. Een storm van geluid, veel herhaling en een eenvoudig ritme dat we kunnen classificeren in de orde van Wonderful Christmas Time. Jammer dat George zo ‘raspy’ klinkt. Op de demo uit 1973 is zijn stem veel beter.

Het werd als single een kleine hit (UK 38, US 36, NL 10). George maakte zelfs een hilarische clip voor het liedje waarin hij paradeert in verschillende outfits die zijn levensloop symboliseren (Ring out the old, ring in the new). Met de song richtte hij zich op het afscheid nemen van het oude jaar en het verwelkomen van het nieuwe. Maar dat pakte verkoop technisch niet helemaal goed uit, want mensen zaten te wachten op een kerstliedje. Wat ook niet hielp was het feit dat Ding Dong, Ding Dong te laat werd uitgebracht voor de feestperiode en daardoor te weinig kon profiteren van de extra verkoop.

Gek eigenlijk, want herhaling hoeft geen bezwaar te zijn.

Afijn, het prettig in het gehoor liggend niemendalletje komt helaas nooit langs op Sky radio (it’s the Christmas station). Happy Christmas en Wonderful Christmas Time daarentegen… Gek eigenlijk, want herhaling hoeft geen bezwaar te zijn. Neem de wereldhit Feliz Navidad van Jose Feliciano. Slechts één herhalend ritme, en één couplet, gezongen in twee talen. Jose kon zijn leven lang teren op de jaarlijkse royalty’s.

Dan is het tijd voor het vlaggenschip van het album: Dark Horse. Het was in Amerika ook de eerste single (US 15); in Engeland en Europa werd eerst Ding Dong Ding Dong uitgebracht, Dark Horse volgde in het voorjaar. De single profiteerde in Amerika dus mee van de toer en werd dientengevolge een prima succes. George nam de demo al op in 1973, maar besloot in de zomer van 1974, vlak voor de tour, een remake te maken. Wat moet je zeggen over de stem? Sommige mensen vinden dat George vreselijk klinkt, anderen zien wel iets in het rafelrandje. Ik hoor bij die tweede groep. De rauwe stem geeft het nummer juist wat pep, anders zou het misschien te zoet zijn, zoals op Live in Japan (US 126) uit 1992. Die uitvoering is prima maar wel wat braaf. Op de single klinkt George juist levenslustig en strijdbaar.

Waar gaat het over? Er zijn meerdere interpretaties. Allereerst het gegeven van een Dark Horse, iemand die onverwacht uit de coulissen tevoorschijn komt en de show steelt. De man van wie niemand het had verwacht. Dat is natuurlijk George. Maar het kan ook naar Patty Boyd gericht zijn of misschien zelfs naar Lennon en McCartney. Multi-interpretabel dus, en dat is altijd fijn.

Het soul-gevoel van Far East Man wijst al een beetje vooruit naar de teneur van het album Extra Texture, dat in het najaar van 1975 zou verschijnen. George schreef het samen met Ron Wood op het moment dat zijn relatie met Pattie hevig onder druk stond. Het was een verwarrende tijd. Wood en zijn vrouw Krissie verbleven een tijdje op Friar Park en uiteindelijk ging Ron met Pattie en George met Krissie. Ook schijnt George nog iets te hebben gehad met Maureen Starkey en het Britse model Kathy Simmons. Nogmaals, verwarrende tijden. Ron Wood nam zijn versie van het nummer op voor zijn album I’ve Got My Own Album To Do en George volgde later met een iets gewijzigde versie op zijn Dark Horse plaat. Overigens hadden George en Ron al eerder samengewerkt op de versie van So Sad van Alvin Lee.

Het lied is lang, maar dat stoort geen seconde. George is goed bij stem. Als je scherp luistert hoor je hem aan het begin van de track zeggen: ‘To Frank Sinatra. We love you Frank and we hope you do this one at Caesars Palace on your next live album’. De tekst beklaagt de huidige staat van de wereld (ten tijde van de opname was het nog steeds een zootje in Bangla Desh), maar er is altijd hoop op een nieuwe, betere toekomst.

It Is ‘He’ (Jai Sri Krishna) sluit het album af. George schreef het nummer nav een bezoekje aan de heilige stad Brindabar, waar Krishna duizenden jaren geleden gewoond had. Het lied is gebaseerd op een Krishna mantra en is een kruising tussen oost (het refrein) en west (drie coupletten). Het is de laatste keer dat George zo overduidelijk zijn spirituele boodschap uitdraagt. In Life Itself uit 1981 komt hij in de buurt, maar daar is de opsomming van religieuze namen bijna onopvallend ingebed in een westers jasje. Hier gaat George nog één keer all the way. Het zegt iets over zijn overtuiging in de geestelijke ruimte en is in die zin een gedurfde stap. Alsof hij wil zeggen: ‘Deze muziek is een onvervreemdbaar deel van mijn leven, of je dat nou leuk vindt of niet’. Ik vind het zeker een aardige song, maar wellicht iets te lang. Op een gegeven moment geloof je het wel, maar dat is persoonlijk.

Een klassiek winteralbum.

Samengevat: een beladen album, met mooie melodieën, heerlijk gitaarspel, zware thematiek, soms zelfs duister, met af en toe een stem die niet helemaal zuiver loopt. Ik noem het vaak een klassiek winteralbum. Hoewel veel recensies indertijd negatief waren, heb ik altijd een zwak voor de songs gehad (behalve dan uiteraard voor die ene track waarvan ik de naam niet meer wens uit te spreken). Hoewel de thematiek zwaar is word ik er niet neerslachtig van. Integendeel, het geheel is een ordelijke wanorde: van Hari’s On Tour (Express), leuke woordspeling, tot It Is ‘He’ Jai Sri Krishna krijgen we een menu voorgeschoteld dat goed in elkaar steekt en dat (misschien het belangrijkst) totaal anders klinkt dan voorgaande platen van George. In die zin zie ik Dark Horse in George’s oeuvre als een transformatieplaat, een voorzichtige stijlbreuk die al lichtelijk vooruitwijst naar de soul van Extra Texture.

Dark Horse was commercieel een redelijk succes. In Amerika wekenlang op nummer 4 en goudstatus, hier in Nederland nummer 5. Vreemd genoeg geen chart positie in Engeland, zelfs niet in de top 50, wat ik vreemd vind, daar Living In The Material World in de zomer van 1973 de top haalde. Ik kan me bijna niet voorstellen dat er zo weinig exemplaren over de toonbank gingen dat de plaat zelfs de top 50 niet haalde.

De tournee kan ik in deze bespreking uiteraard niet onbesproken laten. Die is onlosmakelijk verbonden met het Dark Horse album. Het idee voor een tournee was interessant, een soort fusion van India, jazz, funk, rock en pop. George deed zijn ding, en daarnaast was er ruimte voor een langdurige set van Ravi Shankar en solo bijdragen van Billy Preston en Tom Scott.

Helaas was het idee beter dan de uitvoering. Door alle gehaaste opname capriolen voor de nieuwe LP (die het liefst voor de tour en Kerst in de winkels moest liggen) was George zijn stem kwijtgeraakt. En dat is een probleem als er 45 concerten voor de deur staan. George besloot ondanks de laryngitis om de tour door te laten gaan en zich onder te dompelen in zelfkastijding.

Maar de stemproblemen waren slechts een schakel in een keten van vervelende gebeurtenissen. George besloot bijvoorbeeld een eigen draai te geven aan de vier Beatles songs die hij speelde. For You Blue kreeg een soulvolle behandeling en klinkt helemaal niet slecht. Maar in Something zong hij ‘If there’s something in the way, remove it, find yourself another lover, I did’. In In My Life werd het ‘In my life, I love God more’ en in While My Guitar Gently Weeps ging hij voor ‘While my guitar tries to smile’ of ‘I look at the floor and I see it looks quite tidy’. Wel grappig overigens, die laatste, maar niet waar de fans op zaten te wachten. Die zagen de interpretaties van George als heiligschennis en ze konden hun verbazing vaak nauwelijks verhullen. Dit hadden ze niet verwacht. Paul McCartney, die zwaar vermomd een concert bijwoonde, pikte die verontwaardiging meteen op en beschouwde het als een wijze les voor zijn eigen tournee van 1975/1976.

Wat ook niet bij velen in de smaak viel was de uitvoerige set van het Ravi Shankar ensemble. Op het Bangla Desh concert had die muziek een plaats, gezien de hongersnood en de geweldsspiraal in het betreffende gebied, maar anno 1974 viel het velen zwaar om drie kwartier naar Indiase muziek te moeten luisteren. Los van die reacties, de Shankar set klinkt overigens uitstekend. Als je de bootlegs beluisterd wordt er inventief gemusiceerd, alleen is de weerklank van het publiek minimaal (hoewel er soms ook wel enthousiast wordt gereageerd).

For You Blue en Hari’s On Tour (Express) werden later officieel uitgebracht als bonustracks bij limited edition (en dus onbetaalbare) boekuitgaven van George, maar daar bleef het bij. Ik heb het altijd een doodzonde gevonden dat er geen volledig plaatwerk van de tour is verschenen. Er waren zoveel mooie momenten, er is zeker een cultureel belang, maar blijkbaar is dit project in de onderste lade beland, een blinde vlek voor de Harrison estate. Helaas. Ik vrees dat we de leuke jam Sound Stage Of Mind nooit zullen horen op een officiële release.

De ster van de show was ongetwijfeld Billy Preston die met zijn superhits Will It Go Round In Circles, Outta Space en Nothing From Nothing het publiek helemaal gek maakte. Het Tom Scott nummer Tomcat klinkt ook helemaal niet gek. In de toegift ging George nog even los met een lange uitvoering van My Sweet Lord die eerder lijkt op de gospeluitvoering van Billy Preston uit 1970 dan op zijn eigen overdonderende All Things Must Pass versie. Wellicht koos hij voor deze weg omdat er perikelen waren rond de copyright van het lied. Tijdens de break van My Sweet Lord probeerde George het publiek op te zwepen om mee te zingen en de namen van goden en goddelijke boodschappers aan te roepen. ‘It’s only names!’ roept hij . ‘Whichever one you like! Pick your favorite name of the Lord! And of we go!’.

Die wijsheid had hij overigens niet van zichzelf maar van zijn spirituele leraar A.C. Bhaktivedanta Swami Prabhupada, de stichter van de Hare Krishna Movement. Wat George in die man zag is me een raadsel. Swami Prabhupada was een racist eerste klas. Hij vond dat zwarte mensen geboren waren voor slavernij, had een hekel aan joden, zag vrouwen als gedienstige objecten en noemde Hitler een groot leider.

Maar laat ik niet op een negatieve noot eindigen. Positief aan de tour was dat George (en zijn vader) op 13 december 1974 een ontmoeting hadden met de Amerikaanse president Gerald Ford. Dat was geregeld door Fords zoon Jack en natuurlijk een happening van jewelste. Daarnaast had George een nieuwe liefde gevonden in Olivia Arias. Zij werkte als secretaresse voor het platenlabel A & M Records en week tijdens de tour nauwelijks van zijn zijde. ‘We zagen George na het concert niet zo vaak,’ vertelde Robben Ford later, ‘hij verdween altijd snel met Olivia. Er was duidelijk veel genegenheid tussen die twee.’

Dat zag Robben goed: Harrrisons nieuwe muze sierde zelfs het platenlabel van kant twee van het Dark Horse album. Een mooi begin van een liefdesrelatie die een voorlopig hoogtepunt bereikte in 1977 met een huwelijk en de geboorte van zoon Dhani.

Wordt vervolgd: Rock ‘n Roll van John Lennon

Robin Raven– 2023