8. LP Ram, Paul en Linda McCartney mei 1971

BFNLAlbum recensies, BFNL Columns, CAN YOU TAKE ME BACK?

Tracklisting: Too Many People; 3 Legs; Ram On; Dear Boy; Uncle Albert/Admiral Halsey/Smile Away/Heart Of The Country; Monkberry Moon Delight; Eat At Home; Long Haired Lady; Ram On (Reprise); The Back Seat Of My Car.

Het eerste samenwerkingsverband van Paul en Linda McCartney (Linda schreef mee aan zes nummers) verscheen op 17 mei 1971 in Amerika en vier dagen later in Engeland. In januari 1988 was de CD release. In 1993 volgde de remaster met Another Day en Oh Woman Oh Why als bonus tracks. In 2012 kwam de big bang met een hausse aan releases op CD, DVD en LP. Het bevatte live uitvoeringen van Eat At Home en Smile Away, opgenomen op 19 augustus in Groningen. Daarnaast het instrumentale Thrillington, opgenomen in juni 1971, maar pas op beperkte schaal uitgegeven in 1977. Een aantal interessante outtakes en tenslotte een paar promo’s (helaas niet allemaal) voor het album.

Paul en Linda’s eersteling Ram was een hit bij de fans. Het album kwam in Engeland op 30 mei binnen op nummer één, daarmee Sticky Fingers van de Stones naar de tweede plek verwijzend. Dat moet lekker hebben gevoeld.

Ram hield het vijf maanden vol in de top-tien (bijna een half jaar!) en stond ook in de top tien van de beste verkochte lp’s van 1971 (net als McCartney een jaar eerder – hoezo geen succes voor Paul in zijn eerste solo jaren?). Het Britse succes van Ram was een ongekende prestatie, dat herinneringen opriep aan het succes van The Beatles. Geen andere ex-Beatle kon dat succes herhalen. In Amerika was het ook direct raak: Ram werd een zomerhit, schoot naar de tweede plaats en verkocht als een tierelier.

Niets aan de hand, zou je zeggen, anno 2019. Elke debutant zou met zo’n succes direct een appartement boeken in Hawaï en Monaco, en drie jaar wachten met een opvolger.

Nou, toch was er wel wat aan de hand. De critici hadden er namelijk geen goed woord voor over. Ze werkten McCartney tegen de grond, vonden het product een overdosis aan stemmingsvariaties, en dus irrelevant. Kop noch staart. Miljoenen ideetjes maar niet één consequent uitgewerkt. Duidelijke richtlijnen ontbreken.

Samengevat: McCartney deed maar wat. Zonder het kritische oog van John (en de astronomische George Martin) was Paul blijkbaar verworden tot een losse flodder. Oei. Dat deed pijn. Paul en Linda waren maanden maniakaal bezig geweest met een plaat waarvan ze hadden gedacht en gehoopt dat iedereen er lyrisch over zou zijn. Niet dus. Het zou een terugkerend thema worden in de carrière van Paul: geliefd (en gekocht) door de fans, afgekraakt door de recensenten.

Maar, zoals ik al zei, er is iets vreemds aan de hand. Want met het verlopen van de jaren verstreek namelijk ook de houdbaarheid van de eerste kritieken. Het oprakelen van oud zeer (Paul is fout, hij is de oorzaak van de Beatles break-up, hij heeft John, George en Ringo voor de rechter gesleept, en hij heeft Lennon/McCartney ingewisseld voor McCartney/McCartney) was opgedroogd. De eerste positieve reacties begonnen voorzichtig te groeien. Ram was niet langer een zielig buitenbeentje maar een eersteklas geboorte waarmee een nieuwe norm werd gezet. De lof der zotheid! Paul laat zijn gedachten de vrije loop. Genoeg genialiteit om een leven lang van te genieten: curiositeiten, kwaliteiten, gedachten, ideetjes.

Sommigen gingen zelfs zo ver om Ram een van de eerste echte Indie albums te noemen en zo gek is die gedachte niet. De talloze op muziek gezette invallen – eerder zo verguisd – waren nu juist de parels in de kroon. Het eclectische karakter werd volop geprezen!

Eind goed, al goed, zou je zeggen. Zoals een goed sprookje hoort te eindigen. Van een weinig fundamentele janboel naar een bruisend laboratorium. Het kan verkeren.

Tegenwoordig wordt Ram unaniem gezien als een van Pauls beste platen. Toen de remaster in 2012 verscheen kreeg de uitgave veel aandacht en werd het zelfs na al die jaren een prima succes (US 24, UK 41).

Tijd heelt blijkbaar vele wonden. Hetzelfde veranderingsproces zien we ook terug bij veel andere solo Beatles platen. Living in The Material World van George werd in 1973 zuinig ontvangen; nu ziet men het als een muzikaal meesterwerk.

Bij het John en Yoko project Double Fantasy verliep het evenzo. De release van het album in november 1980 was voor veel fans niet wat ze ervan hadden verwacht. Gevolg: magere (en soms zure) recensies plus een bescheiden verkoop. De LP bleef in Amerika hangen op nummer 11. In Engeland zelfs op 14 (ter illustratie: Some Time In New York City in 1972 en Mind Games in 1973 hadden in Engeland hogere posities bereikt, respectievelijk 11 en 12).

Maar na de gruwelijke moord steeg het album naar onfeilbare hoogtes. Commercieel en kritisch. In 1982 ontving Double Fantasy zelfs een Grammy Award voor beste album van het jaar. Tja, such is life…

Terug naar Ram. Paul’s eerste solo project McCartney (1970) was misschien geen succes bij de critici maar zeker wel bij het platen kopende publiek. Er gingen in no-time meer dan twee miljoen exemplaren over de toonbank. De gouden en platina schijven vielen niet aan te slepen. Toch jeukte het bij Paul. Hij wilde waardering, had inspiratie genoeg en begon dus rond oktober 1970 aan een nieuw project. En deze keer geen one-man-band show maar iets met toeters en bellen.

Het was een moeilijke tijd voor hem. Op 31 december 1970 (halverwege de sessies) startte hij een rechtszaak tegen de andere drie ex-Beatles (en Apple Corps). Dat leverde hem een weinig benijdenswaardige positie op in de muziekwereld en eerlijk gezegd was hij daar zelf ook goed ziek van. In het boek Many Years From Now, zei Paul er over: ‘Talk about trauma’s!’ Hij voelde zich beschaamd en vernederd.

Blijkbaar ging het niet helemaal goed tijdens de Ram sessies want Spinozza werd halverwege vervangen door Hugh McCracken.

Maar het moest. Elke scheiding is pijnlijk maar dit was big business. Leuk was het allemaal niet. Een kleine pleister op de wonde voor Paul was het feit dat George, Ringo en John later min of meer onderkenden dat Macca’s voorstellen anno 1970 gezonder (en financieel absoluut gunstiger) waren dan die van Allen Klein.

Ram werd opgenomen in New York (CBS studio’s aan East 52nd Street in Manhattan) en Los Angeles. Deze keer gebruikte Paul wel studio muzikanten (die vooral moesten uitvoeren wat hij wilde – het eeuwige knelpunt in de Wings periode die zou volgen): drummer Denny Seiwell en sessie muzikant David Spinozza. De laatste was ook te horen op de albums Mind Games van John Lennon (US 9, UK 13) en Yoko Ono’s Feeling The Space uit het late najaar van 1973. Daar houdt de Beatles connectie niet op want de gitarist speelde ook op het album Ringo The Fourth van Ringo in 1977 (US 162).

Blijkbaar ging het niet helemaal goed tijdens de Ram sessies want Spinozza werd halverwege vervangen door Hugh McCracken.

Ram was geen solo Paul McCartney project maar werd neergezet als een Paul en Linda McCartney samenwerkingsverband. Dat leek onschuldig maar had wel degelijk consequenties. Linda was namelijk co-writer bij zes tracks. Sir Lew Grade (eigenaar van Northern Songs) baalde als een stekker dat Paul de inkomsten van de nieuwe plaat wilde delen met zijn vrouw. Dat geintje had McCartney ook al uitgehaald met zijn eerste solo single Another Day, een voorjaarshit en million seller uit 1971 (UK 2, US 5). In juni 1971 begon Lew Grade een rechtszaak tegen Paul en Linda. De zaak werd uiteindelijk in 1972 strak getrokken.

Nog even naar die single Another Day (en de B-kant Oh Woman Oh Why). Omdat de twee songs geen deel uitmaken van het album, bespreek ik ze terloops. Een grondige analyse van Another Day volgt bij Macca’s eerste bloemlezing Wings’ Greatest uit 1978 (UK 5, US 29).

Another Day is een raar nummer. Paul liet een vroege versie los tijdens de Get Back sessies in januari 1969 maar het bleef bij een piano- en gitaar probeersel. Enerzijds horen we een onweerstaanbare melodie (check de herhaling van het ‘It’s just another day’ refrein en vergelijk dat eens met de herhaling van ‘We’re on our way home’ van Two Of Us. Beide herhalingen maken je vrolijk, hebben een voorjaars-happy-gevoel.

Maar… wie verder kijkt dan de springerige klanken ontdekt achter de melodie een melancholische, misschien wel depressieve, tekst. Binnen vier minuten komt tien keer de constatering ‘So sad’ langs. Kan dat nog zwaarder? Jazeker, luister naar de track So Sad van George Harrison op zijn 1974 Dark Horse album.

Another Day huppelt voort en vertelt het verhaal van een eenzame vrouw in een anonieme stad, vastgeroest in haar zinloze rituelen (‘Eleanor Rigby in New York’, volgens Denny Seiwell). Macca koos vaker voor die vreemde paradox: neem Maxwell’s Silver Hammer. Een vrolijke melodie die niemand kwaad doet, maar waar gaat het over? Een seriemoordenaar.

Oh Woman Oh Why is een ruige song die het Ram pakket niet haalde maar glorieerde op de b-kant van de single. Godzijdank dat de track niet verloren is gegaan want Macca gaat hier helemaal los (hij was nooit een navelstaarder, zoals George). Het is een geweldige song die zo op het album had kunnen staan. Oh Woman Oh Why is genieten van kop tot staart. Alles rammelt en dendert maar de som der delen is grandioos. De pistoolschoten hadden wat mij betreft weggelaten kunnen worden, maar ach….

Terug naar het album. De voorkant van de hoes is een intrigerend samenkomst van bonte kleuren (het dominante en felle Van Gogh-achtige geel plus de zigzag-motiefjes aan de zijkant). Dit wordt gecontrasteerd met een zwart-witte inlas van boer Paul en een ram. Paul houdt het beest (schijnbaar moeiteloos) vast bij de horens. De compositie wordt voortgezet op de achterkant van de klaphoes. Daar zien we een pastorale foto van Paul en Linda maar… ook een foto van copulerende kevers (Beetles).

Voer voor amateur psychologen. Lennon was er in ieder geval furieus over, net als over tekstfragmenten van bepaalde songs (maar daar kom ik later op terug). De binnenhoes zet de kleurindeling van de Paul en Linda foto van de achterkant door (blauw boven, groen onder, ook het geel duikt weer op) en heeft daarnaast songtitels, info en een mooie collage van Paul en Linda in allerlei posities en situaties.

Terug naar het album. Waarom de titel Ram? Paul was indertijd in zijn boerderij-periode. Omringd door groot- en kleinvee. Een ram is een stoer mannelijk schaap en wellicht identificeerde hij zich daarmee. Zijn er meer theorieën? Altijd.

Ik noem er twee. Ram (of Rama) is een belangrijke avatar van de Hindoe god Vishnu. De ultieme en zorgzame koning die weet wat goed is voor zijn volk en de rest van de wereld. Was dat een knipoog/steek onder water naar George?

Daarnaast gebruikte Paul de naam Paul Ramon tijdens de Silver Beetles tournee met Johnny Gentle in 1960. Dit alles om zijn identiteit en status wat meer cachet te geven. De andere Silver Beetles deden dat ook. George werd Carl, Stuart Sutcliffe transformeerde zijn achternaam naar De Staël en John werd simpelweg Long John (Silver).

Ik vraag me weleens af: zou Ram een verwijzing zijn naar dat moment? In eerste instantie lijkt het een absurde gedachte maar wacht eens, waar was die tournee ook alweer? Juist, in Schotland. En waar staat Pauls boerderij? En om het nog absurder te maken. Kijk naar de songtitels Ram On en Ram On (Reprise). De eerste verwijst naar de oude Paul (Ramon 1960) en de tweede naar de nieuwe Paul (Ramon keert solo terug – reprise – in 1971).

Nog even naar dat Ram-motief. Paul was er zo door gefascineerd dat hij een speciale promo-plaatje maakte voor het album met de titel Brung To You By. Vijftien korte fragmenten, bedoeld voor radiostations in Amerika. Er werden duizend van gedrukt. Op de meest recente Ram uitgave van 2012 staan een paar fragmenten van dit unieke document, maar niet het hele product en dat beschouw ik als een onvergeeflijke fout.

Too Many People opent met dreigende klanken en een plotseling oerkreet: ‘Piece of cake!’ of gekker nog: ‘Piss Off, Cake!’ Was dat een flinke dosis van Paul naar John met zijn primal scream therapy? Wilde hij John iets laten voelen? Zou kunnen. Niemand die het weet maar ik heb zo mijn vermoedens. Hierna ontwikkelt zich een fantastische song die de luisteraar van begin tot einde vasthoudt. Wat een energie. Het nummer eindigt met een krankzinnige solo (hoor Paul eens joelen!) die rond de drie minuut veertig overgaat in een Strawberry Fields Forever-achtig rommelstaartje.

John kreeg een rare bijsmaak bij dit nummer. Hij voelde instinctmatig dat sommige tekstregels wel heel erg op hem zouden kunnen slaan: ‘You took your lucky break and broke it in two/ Too many people preaching practices/Losing weight/ Don’t let them tell you what you wanna be’.

Paul moest daar blijkbaar niets van hebben. Hij prikte waar het zeer deed en zingt: ‘This is crazy and not like me’. Erg pijnlijk allemaal. Alsof we een open brief lezen van de ene lover naar de ander, na de pijnlijke break-up. Twee totaal verschillende werelden. En helaas, het doet pijn, maar dat was ook zo in die tijd.

Nog een voetnoot: volgens mij zitten er ook twee verborgen digs in richting George (‘Too many people paying parking fines’) en Ringo (‘Sharing partylines’). George was een verwoed autorijder en verzamelde de ene bon na de ander. Hij kreeg een keer zelfs rijontzegging. En dat Ringo graag feestjes afliep was geen nieuws. Het zijn spannende vragen/insinuaties, maar of het klopt… ik weet het niet.

3 Legs opent met geheimzinnig gefluister en een langgerekte ‘Weeeeeell…’ Daarna rammelt de track bijna drie minuten voort in verschillende maatsoorten. De melodie en instrumentatie zijn grandioos, de tekst lijkt ook weer knipogend naar The Beatles: ‘My dog, he got three legs?’ Verwijst dat naar Allen Klein als manager van de drie andere Beatles?

En nog een stukje dat naar John Lennon lijkt te verwijzen: ‘Well I thought you was my friend, but you let me down, put my heart around the bend.’

Of dit allemaal echt zo is, zullen we nooit te weten komen. Volgens studio engineer Eirik Wangberg (Erik the Norwegian, volgens de klaphoes) kwam de inspiratie van een tekening die Heather had gemaakt. Dat zou kunnen want de oertitel van de kleuterkrabbel was: A Dog Is Here. Samengevat: neem de tekst met een korreltje zout.

Los van dit gespeculeer: 3 Legs is een topstuk. Een compliment voor Linda’s harmonieën. Ze zijn (net als overal op het album) om van te smullen. Paul maakte ter promotie een clip van 3 Legs. Deze was te zien op 24 juni 1971 in Top Of The Pops.

Ram On werkt in al zijn eenvoud (de engineer zegt ‘Take one’ en je hoort Paul ‘Oké’ antwoorden en duidelijk hoorbaar ademen). De song heeft tekstueel niet zoveel te bieden. Het zou een broertje kunnen zijn van That Would Be Something. De melodie is lieflijk en wordt uitgevoerd door piano en een hoofdrol voor de ukulele (ja, George Harrison was niet de enige met een fascinatie voor dat koddige instrument).

De song werd in tweeën geknipt en het restantje keert terug aan het einde van kant twee. Smaakvol gedaan. Aan het einde van het stuk start Paul ineens met een totaal andere song. Dat is Big Barn Bed (of tenminste een vroeg fragment van de track) en in 1973 zal dit als een volledig uitgewerkte song terugkomen op Pauls album Red Rose Speedway (US 1, UK 5).

Nummer één op vier september 1971.

Dear Boy is een meesterlijke piano song waarin Paul zingt over zijn liefde voor Linda maar ook over haar eerste echtgenoot Joseph Melvin See (de vader van Heather). John Lennon dacht dat de regels over hem gingen (hij ging iets te ver in zijn paranoia – maakte er fulminerend bijna een Kain en Abel remake van) maar volgens Paul was dat absoluut niet waar. Dear Boy is een autobiografisch werk en ik kan Macca’s gedachte volgen. De melodie en harmonieën zijn goddelijk. Een onafhankelijke luisteraar geniet en slaat zijn ogen ten hemel.

Tijd voor een hit. Nou, daar komt ie: Uncle Albert/Admiral Halsey. Wat een krachtproef. Volkomen detonerend met wat eraan voorafging (en volgt) maar de track is catchy as hell.

In Amerika als eerste single van Ram uitgebracht op 2 augustus, 1971. Een beetje laat maar het werd een hit, en niet zo’n kleintje ook. Nummer één op vier september 1971 (een week voor de release van het Imagine album). Een miljoenenknaller en uiteindelijk een Grammy Award For Best Arrangement Accompanying Vocalists 1971.

Het nummer is een ware rollercoaster van geluiden. De ideeën tuimelen over elkaar heen. Iemand telde ooit twaalf fragmenten. Een ultiem genot voor de oren. Zelfs Lennon was gecharmeerd.

Uncle Albert refereert aan een daadwerkelijke Liverpoolse oom (Albert Kendall) en de admiraal is hoogstwaarschijnlijk de Amerikaanse WO 2 held Bull Halsey. Maar wat mij vooral interesseert, is het vrolijke up-tempo middenstuk. Paul zingt (begeleidt door een alle-remmen-los melodie): Live a little, be a gypsy, get around, get your feet up of off the ground, live a little, get around.’

Ik vind deze (bijna verborgen) regels zo typisch voor Paul en zijn solo carrière. Hij is altijd een soort hippie gebleven, een verdraagzame geest (hoeveel drugs-busts heeft hij niet achter de rug?). Hij fladdert al die jaren rond als een soort elf en hypnotiseert iedereen met zijn hypnotiserende geluiden. Gedreven door vrijheid en spiritualiën. Interessant is ook dat hij in 1993 terugkeerde naar de ‘gypsy reference’ met de titel van zijn album Off The Ground (UK 5, US 17, NL 5).

Niemand minder dan George Martin verzorgde de orkestrale partijen in het eerste gedeelte van de song. Voor dit smaakvolle werk kreeg hij jaren later pas credit. Paul en zijn oude producer verloren elkaar nooit uit het oog. In 1972 werkte het duo samen aan Live And Let Die. In de jaren tachtig zou het samenwerkingsverband worden uitgediept op albums als Tug Of War (UK 1, US 1, NL 1), Pipes Of Peace (UK 2, US 15, NL 11), Give My Regards To Broadstreet (UK 1, US 21, NL 24) en de single We All Stand Together (UK 3, NL 12).

De outro van Uncle Albert/Admiral Halsey is een vage transmissie die transformeert van een aarzelend en oplopend gitaarloopje naar een vastbesloten count-in en een opgewonden ‘Wow!’.

Dan barst de groove van Smile Away los. Vier minuten lang een typisch rock-out Macca feest waar je volkomen opgewonden van raakt maar dat tegelijkertijd nergens over gaat (of het zou de aversie van zijn ex-collega’s moeten zijn, maar dat vind ik te vergezocht). Let op de fantastische gitaarpartijen die links en rechts door het hele nummer worden gewoven en check de climax van vocals, bass en synthesizer rond twee minuut vijftig. Volkomen begrijpelijk dat Paul de track speelde tijdens zijn ‘72 concerten want de uitstraling is onweerstaanbaar. Als je de fans met een knock-out binnen wilt hebben, is dit het perfecte moment.

Kant twee opent met het door Paul en Linda geschreven pastorale Heart Of The Country. Upbeat, een lekkere swing, hier en daar zelfs een beetje jazzy. McCartney trekt zijn Mother Nature’s Son laarzen aan en komt met een spetterend deuntje dat zo op de witte dubbelaar van The Beatles had kunnen staan. Opnieuw bezingt hij de simpelheid en geneugten van het platteland. De zon schijnt in Schotland en dat mogen we horen. Eerlijk en heerlijk, zullen we maar zeggen, hoewel sommige tekstlijnen voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Zoals: Smell the grass in the meadow. Ja, ja….

Interessant hoe Pauls vocale ‘Well, well, well’ partijen verschillen met die van John Lennon op de song ‘Well, Well, Well’ van het Plastic Ono Band album zes maanden eerder. Duidelijker ga je het verschil tussen die twee giganten uit Liverpool niet krijgen.

Paul liet een clip van het levendige liedje maken waarin een hoofdrol voor de harige Martha (My Dear). De beelden werden – net als die van 3 Legs – ter promotie van het album Ram vertoond op 24 juni 1971 in Top Of The Pops (Ram stond die week nummer drie in Engeland, achter Tarkus van Emerson, Lake and Palmer en Sticky Fingers van de Stones). En voor de puristen: Abbey Road stond die juni week op veertig en Sgt. Pepper’s op vijftig. En wie stond er op één in de Engelse singles hitlijst? Jawel, Middle Of The Road met hun vrolijke Chirpy Chirpy Cheep Cheep!

Van ultieme zoetheid naar ultieme rauwheid. Van het licht naar de schaduwkant. Monkberry Moon Delight dendert je wereld in als een op hol geslagen kudde olifanten. Wat een geweld en wat een klasse. Gezongen door een bipolaire gek. Waar gaat het nummer over? Nergens over. Het is simpelweg een wordplay. Proza van de bovenste plank. Ketch up of Catch-up?

Ik raad de vocals only versie aan. Als je die ondergaat, ben je direct lid van de McCartney sekte. Wat hij hier voor elkaar krijgt is ongekend. Linda doet trouwens ook haar best. Ze zingt ietwat atonaal maar in dit nummer past dat juist perfect. In mijn dromen zie ik deze track altijd als een Beatles track uit 1971 met harmonieën van John en George. Que sera sera.

Eat At Home is een heerlijk rockertje. Vanaf de eerste aanslag dendert de track lekker door. Een goed ritme en een dubbelzinnige tekst. Knipoog naar Buddy Holly. Zelfs John Lennon was er positief over.

De Europeanen onderkenden de hit potentie en dat zagen ze goed want het liedje werd een grote hit in veel Europese landen. Ook in Nederland een welverdiende top tien kraker. Logisch dat Paul het speelde tijdens zijn tournee in 1972. Het is perfect live materiaal.

Long Haired Lady opent met een serie zoetgevooisde ‘Well’s’ (wat komt dat woord toch vaak voor op het album – heeft iemand dat wel eens geturfd?) en wordt dan een samensmelting van twee stukken. Eerst het weergaloze ‘Who’s the lady’ en dan het ‘Love is long’ refrein. Het eerste stuk is pure McCartney magie, Paul op zijn best. Het Hey Jude-achtige ‘Love is long’ doet niemand kwaad maar hangt er een beetje bij en bereikt nergens de epische hoogtes van een hypnotisch refrein a la Hey Jude, Atlantis, Isn’t It A Pity of voor mijn part Na Na Hey Hey Kiss Him Goodbye.

Ram On (Reprise) is het afgesneden stuk van Ram On en rammelt een klein minuutje vredig voort. Niks mis mee. Interessant hoe na veertig seconden ineens een totaal nieuw geluid komt binnenzeilen: ‘Who’s that coming round that corner?’ In 1973 volgde een volledige versie op de plaat met als titel Big Barn Bed.

En dan is het tijd voor de grote finale: The Back Seat Of My Car. Het mooiste wordt bewaard voor het einde. En zo hoort het ook. Dit is Abbey Road kwaliteit. In Engeland werd het de single van het album (vreemd genoeg pas uitgebracht in augustus 1971) maar dat was een ongelukkige keuze. Het is namelijk geen single nummer. Daar is het veel te grillig voor. Het deed ook niet zoveel, slechts nummer 39, een flop, terwijl George Harrison in diezelfde week de top tien haalde met zijn Bangla Desh single. Dat moet pijn hebben gedaan.

The Back Seat Of My Car is ook weer zo’n song die al werd losgelaten tijdens de Get Back sessies in januari 1969. De Ram versie is een ratjetoe van alles: zware pianoballad, zweverige tussenstukjes, onverstaanbare tussenstukjes, orkestrale begeleiding, hier en daar rock en een krankzinnige outtro. Het nummer deelt het thema van You Never Give Me Your Money: ook hier is het een symbolische vlucht uit een vastgeroeste situatie (‘We can make it to Mexico City’).

Na drie minuten gaan we over in een onverwachte Abbey Road modus (het contemplatieve ‘We believe that we can’t be wrong’ maakt op mij evenveel indruk als de ‘And in the end the love you take, is equal to the love you make’). Het is werkelijk een adembenemende coda. En als je denkt dat het nu echt klaar is (Macca zal wel uitgeput zijn), komt er ineens een krankzinnige rock-out groove. Niemand die dit verwacht.

Dat soort geintjes (want Ram is naast een kwalitatief meesterwerk ook een buitengewoon grappig album) maakt deze release zo verschrikkelijk goed. Alles vliegt heen en weer, van links naar rechts, boven, onder, maakt niet uit. Vergezichten van hier tot daar. Paul McCartney is in deze klassieker een alchemist op het toppunt van zijn kunnen.

En wat bleef er over aan materiaal? Gigantisch veel. Paul was in deze fase van zijn leven een compulsieve schrijver en werker. Iemand met een niet-te-stoppen arbeidsethos Een snelle opsomming.

Sunshine Sometime en When The Wind Is Blowing. Dromerige songs, bedoeld voor een mogelijke Rupert Bear film. Paul was een Rupert fan en had de rechten in voorjaar 1970 gekocht. Hij was nu de eigenaar van alles dat met Rupert te maken had. Hij broedde op een film, kwam met veel muzikaal en vocaal materiaal, maar dat was embryonaal en wacht (helaas) nog steeds op een officiële uitgave.

Little Woman Love. Verscheen in mei 1972 als b-kant van Mary Had A Little Lamb. De Amerikanen waren zo gecharmeerd van dit springerige werkje (je kunt erop dansen!) dat ze het meer draaiden dan de dromerige en lieflijke a-kant.

Dear Friend, Some People Never Know en I’m Your Singer (hoogtepunten van het december 1971 album Wild Life).

Great Day (een akoestisch lichtje dat moest wachten tot 1997 voor een fatsoenlijke release op het album Flaming Pie – UK 2, US 2, NL 9).

Na deze opsomming ben ik ietwat in de war.

Hey Diddle (voor het eerst uitgebracht op de dubbelaar Wingsspan in 2001).

Rode All Night (een negen minuten durende jam tussen Paul en Denny Seiwell – wat een energie, ik zeg: de perfecte b-side)

The Great Cock And Seagull Race (een instrumental, die eventueel bestemd was voor de b-kant van Hi, Hi, Hi, maar door de kwaliteiten van C Moon, uiteindelijk toch moest wachten tot de Ram uitgave in 2012).

I Lie Around (door Denny Laine gezongen b-kantje van Live And Let Die in 1973; de oerversie uit 1971 heeft Paul als zanger).

A Love For You (mijn persoonlijke favoriet: voor het eerst voor het grote publiek te horen in de film The Inn-Laws uit 2003).

Country Dreamer (deze zalige track kwam terecht op de b-kant van de rocker Helen Wheels in 1973).

Verder hebben we nog Big Barn Bed, Get On The Right Thing en Little Lamb Dragonfly (de laatste bedoeld voor Rupert). Deze songs zouden twee jaar later opduiken op het album Red Rose Speedway (US 1, UK 5).

Na deze opsomming ben ik ietwat in de war. Wacht even, zo veel fantastisch materiaal. En dan verschijnt in december 1971 het album Wild Life, de eerste poging van de so-called groep Wings. Een buitengewoon mager product met slechts een paar belangrijke nummers: Some People Never Know, Tomorrow, Dear Friend en Love Is Strange (en de laatste is niet eens een original).

Hoe vaag. Er lag nog zoveel kwaliteit. Genoeg voor een Ram deel 2! Maar dat gebeurde niet. Paul liet het werk voor wat het was en startte een nieuwe groep: Wings. In december 1971 verscheen hun eersteling: Wild Life. Een mager album dat op losse schroeven stond, vernietigende kritieken kreeg, dientengevolge een bescheiden succes was (UK 11, US 10) en… niet kon tippen aan de megasales van McCartney en Ram.

Wat vonden Pauls ex-collega’s? Van George Harrison kon ik geen quote vinden. George Martin vond het hele Ram-gebeuren maar een so-so affaire (hoewel hij zeer smaakvol had meegewerkt aan de Uncle Albert/Admiral Halsey show). De oud-Beatles producer zei tactisch dat Linda niet echt een vervanging was voor John.

Lennon himself, die totaal niet te spreken was over McCartney (‘Rubbish’, weet u nog wel?), had wel een paar positieve dingen over Ram te zeggen, maar hij ging tegelijkertijd volkomen uit zijn dak omdat hij vermoedde dat Paul het regelmatig over hem had in vele songs. Dat was gedeeltelijk waar, niet helemaal, Paul had hier en daar wel wat giftige pijlen op zijn boog, maar zo bont als Lennon vermoedde, was het echt niet.

Ringo Starr zei in een interview dat hij teleurgesteld was in Paul. Volgens hem stond er niet één waardevolle track op het album. De drummer vond dat Paul bezig was zijn kostbare tijd te verdoen. Tja…. Pijnlijk en volkomen onwaar. Eerder een voorspelling aangaande de albums die Ringo zelfs zou uitbrengen in de tweede helft van de jaren zeventig.

Afsluitend: Ram is een levend organisme waar je steeds weer wat nieuws in ontdekt. Het album is een sterrenhemel, hoewel veel mensen die sterren pas konden zien, toen ze (jaren later) eindelijk de juiste glazen voor hun telescoop hadden geslepen.

Wordt vervolgd: Imagine John Lennon

– Robin Raven – 2019