ALL YOU NEED IS LOVE

BFNLBFNL Columns, Then There Was Music

‘Ga eens kijken waar hij blijft’. Pa’s bezoek aan de achterburen rond het middaguur had de door mijn moeder toegestane maximale duur blijkbaar overschreden. Ter verdediging: op het moment dat pa vertrok stond het eten zo goed als op tafel. Dus daar ging één van ons; de lange tuin en het poortje door, over de afrastering die de beide paden tussen de achtertuinen scheidde; de achter ons huis gelegen tuin van de buren in. ’We gaan eten’. ‘Zeg maar dat ik er zo aan kom.’ Mijn ouders waren zich in extreme mate constant bewust van de klok, maar bij de achterburen vergat pa met regelmaat de tijd. Onze mededeling was aan dovemansoren gericht; hij zou niet tegelijk met ons aanschuiven voor het eten. De sfeer tijdens het eten werd er niet beter door en wij mochten weten hoe er over één en ander gedacht werd. Tot pa eindelijk binnenkwam. Vanaf dat moment konden ze de onvrede bij elkaar kwijt.

Ik weet niet of het leeftijdgebonden was, maar de teksten van The Beatles gingen er bij mij in als Gods woord in een ouderling. Zíj zongen het en dus was het waar. Zelfs de in typische ‘Summer Of Love’-stijl wat zweverige tekst van All You Need Is Love slikte ik voor zoete koek. Het leven hoefde helemaal niet zo moeilijk en conflictrijk te zijn als het bij ons soms gemaakt werd. Volgens John was het allemaal erg makkelijk. Hoe ironisch dat juist Lennon een duistere kant had waardoor zijn ‘it’s easy’ lang niet altijd opging voor hemzelf. Door gebrek aan informatie over The Fab Four hoefde ik dit gegeven niet te negeren; ik wist niet beter of mijn helden waren mannen met een altijd zonnig humeur. Okee, één was volgens de verhalen een beetje stil, maar wat was daar mis mee?
All You Need Is Love werd door Lennon geschreven voor de eerste wereldwijde tv-uitzending via satelliet. Meespelend met een al opgenomen basisband werden Pauls bas, de solo van George, Ringo’s drums, het orkest en de zang live opgenomen tijdens de uitzending. In de beste jarenzestigtraditie werd deze hele bijeenkomst in studio 1 van Abbey Road, waar het Britse deel van de tv-uitzending gepland stond, een heuse happening.

Ik leerde deze song ergens in 1976 of 1977 kennen, toen ik de blauwe dubbel-lp kocht (The Beatles 1967-1970). Ik vond All You Need een verademing na bijna alles dat er op kant één aan voorafging. In die tijd (zonder streaming etc.) was het nog mogelijk om, ondanks het verstrijken van jaren na de release, de schok te ervaren van de megastap die The Beatles hadden gezet tussen Revolver (het album waarmee ze voor het eerst het voorafgaande ver achter zich lieten en grenzen overschreden) en de single Strawberry Fields Forever/Penny Lane. Hier was binnen een paar maanden opnieuw sprake van een ongelooflijke gedaanteverandering en dit zowel letterlijk als figuurlijk. Ik schrok in de winkel toen ik door de kleine hoofdtelefoon die bestond uit twee hoorns die je constant tegen je oren moest drukken, gebogen over de bar-achtige balie een stukje te horen kreeg van Fields. Welke afslag had ik gemist? Het leek wel een andere band. Wat moest ik met Fields, met Lucy en vooral met de orkestclimax van A Day In The Life en het 45 seconden klinkende slotakkoord? Thuis, waar het album onmiddellijk op de speler werd gelegd was ik blij dat na dat alles een toegankelijke melodie en tekst volgden met All You Need Is Love. Tegenwoordig, met de makkelijke beschikbaarheid van muziek is dat onvoorstelbaar, maar in de jaren zeventig van de vorige eeuw bleven songtitels, alsmede de ontwikkeling, van de uitvoerders/componisten met mysterie omgeven tot je het geld had om een album (of single) te kopen. Misschien gold dat destijds nog meer voor de muziek uit de jaren zestig. De hits van het moment kwamen bijna elke dag aan bod in radioprogramma’s, maar van het voorafgaande decennium was maar een selecte groep nummers met regelmaat te horen.

Ik viel bij de eerste keer beluisteren direct voor Johns stem. Zijn zang in met name 1967 is van een ongelooflijk serene schoonheid. Geoff Emerick en George Martin hebben een niet te onderschatten bijdrage geleverd aan de klank van Lennons stem. John hield niet van zijn stem; hij wilde om onbegrijpelijke redenen anders klinken dan hij daadwerkelijk deed en in 1967 was opnemen met varispeed dé manier om de luie zachtheid in de klank te krijgen. Volgens mij heeft hij nooit mooier geklonken. Niet veel later krijgt zijn stem een bijtender karakter terwijl de rustige songs dan juist weer wat gelikter klinken. Het fellere in zijn stem wordt in de jaren zeventig nog versterkt door het bijna permanent toepassen van slapback echo.

Als mijn vier Evangelisten het zeiden moest het wel waar zijn.

Omdat All You Need Is Love in de verzen veel maatwisselingen kent en daarin ook niet echt melodisch is, klinken deze verzen een beetje recitatief-achtig. Dat wil zeggen dat ze meer klinken als een op toon gesproken tekst, dan als een gezongen melodie. Dat droeg heel sterk bij aan het gevoel dat Lennon zich rechtstreeks tot mij wendde en wat wilde ik graag horen wat hij te zeggen had. Zo positief en in de kern zo ‘wenselijk waar’, zeker voor een dromerige puber.

Midden jaren zeventig wist ik niets van de ‘Summer Of Love’ en alle hippie-idealen. Ik kon deze tekst dus ook niet plaatsen binnen een context, laat staan dat ik weet had van het totale fiasco, waar bijna alle jarenzestigidealen op uit zouden draaien. Veel dromen, maar extreem weinig concreets, met het Stones-concert op 6 december 1969 in Altamont als wrang slotakkoord en anticlimax van dit decennium. Het bleek dus uiteindelijk het wensdenken van een generatie te zijn, maar ongeveer tien jaar later nam ik het nog steeds voor waar aan. De verwoording van mijn eigen simplificatiebehoefte. Als mijn vier Evangelisten het zeiden moest het wel waar zijn.

All You Need Is Love werd helaas in de jaren negentig misbruikt voor een tv-programma met dezelfde naam. Mijn vrouw en ik keken hier af en toe naar, omdat het het ideale hersenloze vermaak bleek te zijn om na een avond repeteren de adrenaline kwijt te raken. We sliepen er geweldig op. In dat programma vroeg niemand zich af waar de mannen bleven. Op Ten Brinks uitroep: ‘DE MANNEN!’ kwamen ze zonder verdere aansporing braaf binnen. Was mijn vader maar zo volgzaam geweest; het zou de sfeer bij menig maaltijd verbeterd hebben.

Ton Steintjes