Come Together

BFNLBFNL Columns, Then There Was Music

Enige jaren geleden verliet ik aan het eind van een zonnige maandagochtend de ruimte waarin ik zojuist een aantal uren pianoles had gegeven. De kermis was weer eens neergestreken in ons dorp, waardoor de terrasjes al vóór het middaguur gezellig vol zaten. Het pad van de lesruimte naar de straat loopt parallel aan één van die terrasjes. Uit grote speakers klonk muziek. ‘Hey, dat is een lekker nummer!’ dacht ik. Het duurde even voor ik me bewust werd van het feit dat ik naar Come Together van The Beatles luisterde. Al decennia lang één van mijn favorieten in het Beatles-oeuvre. Het voelde goed om weer even tegen het kennismakingsgevoel aan te schuren. De eigenlijke kennismaking ligt nl. in een grijs verleden. Zo grijs dat het bijna een “Er was eens….” lading krijgt.

Als tiener kwam ik Abbey Road bij elk bezoek aan ‘mijn’ platenzaak in de bakken tegen. Elke keer weer diepte ik het tussen de andere albums op om de hoes te bestuderen. De eerste keer dacht ik dat het een album van een andere groep was. Ik wilde het terugzetten in de goede bak onder de naam van de juiste band. Die langharige gasten leken in niets op de jongens van de foto op de hoes van Beatles For Sale. De tweede van links zou McCartney kunnen zijn, maar die andere rare, harige mannen; bah nee, dat was niet ‘mijn’ groep. Maar ja, toen ik het album die eerste keer omdraaide bleek het woord ‘Beatles’ op de achterkant niet te missen. Het moest dus wel een album van The Fab Four zijn. Wat was er met hen gebeurd?

Zolang er nog andere albums van de heren waren waaraan ik mijn geld kon uitgeven, zou ik dit album laten staan. Dat was beslist niet aan mij besteed zo meende ik op basis van de hoesfoto te mogen constateren.

In het tempo waarin ik lp’s kocht duurde het niet lang voordat er geen ontkomen meer aan was; als ik mijn collectie wilde uitbreiden, zou ik dit keer echt Abbey Road mee moeten nemen.
Met de lp in een plastic tas bungelend aan mijn fietsstuur naar huis fietsend spookten er twee vragen door mijn hoofd: zou het een album zijn dat ik zou kunnen leren waarderen? En; hoe hadden ze in vredesnaam al die songs op kant twee geperst? Dat kon toch niet waar zijn? Tien titels op de hoes maal ergens tussen de twee en drie minuten minstens (daar ging ik op basis van de andere albums van uit); dat paste nooit!

Bij de eerder aangeschafte albums van The Beatles had ik voorafgaand aan de eerste keer beluisteren last van behoorlijk veel stress. Het was dan ook niet zomaar iets; telkens zou een tot dat moment grote onbekende zijn geheimen prijsgeven. Een bijna heilig moment. Een betovering die met de komst van streaming-diensten verloren is gegaan: weg is de magie van het zoeken in platenbakken. Verdwenen zijn de nieuwsgierigheid en het verlangen naar het onbekende album dat je alleen nog van foto’s of uit de bakken kent. Albums waarvoor je gewoon het geld nog niet bij elkaar had gespaard. In eerste instantie onbetaalbare platen hebben terugkijkend voor onbetaalbare herinneringen gezorgd. Maar voorafgaand aan de eerste keer beluisteren van Abbey Road was er sprake van gelatenheid; hopelijk viel het mee. Ik verwachtte er in ieder geval niet veel van.

Met de hoofdtelefoon al over de oren geschoven liet ik de naald van de platenspeler van mijn ouders langzaam richting de inloopgroef zakken. Ik had nauwelijks tijd om in de draaistoel links van de stereoinstallatie te gaan zitten. Al na twee tellen wist ik dat ik dit album veel eerder had moeten kopen. ‘Shoot me!’ siste Lennon. Daaronder legde de bas van McCartney via een omweg de afstand van een octaaf af, om dit octaaf vrijwel direct middels een glissando weer te verlaten. En wat te denken van Ringo’s opvallende drumpatroon? Wat gebeurde hier toch? Veel te vroeg kwam er een eind een deze ervaring. Er zou een topnummer volgen, maar dat wist ik nog niet.  Something zou nog even onbekend moeten blijven: de naald moest terug naar de inloopgroef: dit wilde ik nog een keer horen en nog een keer en nog een keer. Dat brengt me op nog een verarming die samenhangt met de komst van streamingdiensten: door het fenomeen playlist is de kans groot dat jongeren de kennismaking met integrale albums inwisselen voor een kennismaking met een willekeur aan losse nummers.

In de serie McCartney 3,2,1, vertelt Paul dat Come Together door John werd geïntroduceerd als een soort Chuck Berry song. Hij laat nog even horen hoe het geklonken zou hebben als het hierbij gebleven zou zijn. Ik weet zeker dat ik dan Something veel eerder zou hebben leren kennen. De naald had zijn weg door de groeven ononderbroken mogen vervolgen. Wat een verschil. Die gitaren en de zompige elektrische piano tegen het een beetje slepende ‘vier in de maat’ van Ringo op de floor tom. Waanzin. Wat een vondst.

In genoemde serie heeft McCartney het met regelmaat over akkoorden. De meeste akkoorden noemt hij bij naam maar voor de wat complexere akkoorden gebruikt hij af en toe de namen die de vier heren er destijds aan hebben gegeven. Zo noemt hij een F7#9 een F demented chord (met een knipoog natuurlijk). Dit is een dominant septiemakkoord met toevoeging van een vijfde noot; de verhoogde 9e toon. Een #9 is enharmonisch gelijk aan de mineurterts van een akkoord. Dat wil zeggen dat je bij F7#9 zowel een a als een as (eigenlijk een gis) hoort.

Het eerste akkoord van Come Together zou zo’n ‘demented chord’ kunnen(!) zijn: D7#9. Dat wil zeggen: het meest nauwkeurige boek met alles van The Beatles in partituur geeft het openingsakkoord als D7#9. Maar uiteindelijk klinkt de fis niet tegelijk met de f. De bas b.v. bereikt zijn octaaf via een niet oplossende 4-3 voorhouding gevolgd door de een octaaf hoger gelegen f. De f waarop de zang inzet (John) is een bluenote. Dit melodielijntje beweegt zich nl. rond de kerntonen van de pentatonische bluestoonladder. De bluenotes c (verlaagd VII) en f (verlaagd III) vormen het hart van de melodie van de verzen. De fis klinkt wél bij het A akkoord in een typische blues/boogie begeleiding door de afwisseling van kwint en sext.  In d mineur gedacht is het openingsakkoord een dm7 akkoord. Musicoloog D. Pedler kiest in zijn analyses voor een notatie met twee kruizen aan de sleutel, maar hij benoemt het eerste akkoord als dm7.

Er is veel voor te zeggen om de verzen van Come Together als in d mineur geschreven te zien. De notatie in D met twee kruizen aan de sleutel en tijdens de coupletten een herstellingsteken voor elke terts is ook niet onlogisch; dit is pure blues. Daarnaast is er sprake van een mooie ‘bijwerking’; je verwacht D majeur (op basis van de notatie), maar de eerste tijd klinkt d mineur. Pas bij het refrein klinkt eindelijk de verwachtte fis. Het mooie is daarbij dat als die bevrijding komt dat gebeurt boven een b mineur akkoord. De fis is hier niet de lang verwachte grote terts van D maar duikt op als de kwint van b mineur. Een prachtige vondst; bevrijding door de verheffing van de f maar toch weer met een vertroebeling door het nieuwe mineur. En natuurlijk werkt de fis van het refrein puur auditief ook als bevrijdend met een randje. Het komt er gewoon op neer dat ik een voorkeur heb voor een overkoepelende, verbindende gedachte van waaruit de muzikale reis naar ‘nevengebieden’ ondernomen kan worden. En laten we wel wezen: vanuit D gedacht is een refrein in bm veel meer voor de hand liggend dan vanuit dm. Ach, wat maakt het uit; het werkt fantastisch.

En dan die tekst. Waar ging dat over? Het mooie van de onzin-teksten van Lennon zit hem voor mij in het feit dat ze lopen als een trein en je een ‘maar natuurlijk; hij heeft gelijk’ gevoel geven, zelfs waar het de totale waanzin van I am the Walrus betreft. ‘Walrus’ heeft een tekstuele ritmiek waar menig rapper een voorbeeld aan kan nemen; wat loopt dat ongelooflijk lekker!

Één van de theorieën waarin geprobeerd wordt Come Together te duiden zegt dat het een schildering is van de vier leden van de groep. De Holy Roller zou George zijn, John de Spinal cracker/ Bag Production. Spinal vanwege zijn recente auto-ongeluk. Paul: good looking/ Muddy Waters. Ringo is in deze interpretatie moeilijker te duiden.

Zoals bij elk in mijn tienerjaren aangeschaft album staan de koop en het eerste beluisteren van Abbey Road in mijn geheugen gegrift. Destijds voelde de periode van sparen tot ik voldoende geld voor de aanschaf van een album had als een ramp. Terugkijkend is het een zegen. De week of weken wachten met bijbehorende ‘voorpret’ (die zich destijds deed gelden als onrust) hebben zich terugbetaald in decennia lang ‘na-pret’.

Ton Steintjes