De Reis Naar Binnen

BFNLBFNL Columns, Then There Was Music

‘Ach, wat sneu! Dat moet hij toch niet doen….’ zegt ze elke keer als ze George hoort zingen. En ik kan me, hoewel ik met iets meer nuancering luister, voorstellen dat ze dat zegt.  Harrison was geen geweldig zanger. Het klinkt vaak wat moeizaam, benepen en wiebelig. Maar er is gelukkig veel in zijn stem dat het ontbreken van het  gemak waarmee b.v. McCartney ooit zong compenseert.

Tijdens de Beatlesjaren was het een ander, een beter verhaal. In de samenzang met John en Paul klinkt hij geweldig. Het mengt heel mooi. In zijn songs met over zijn stem al dan niet een portie ADT, of, beter nog, gesteund door Paul, klinkt het meer dan prima. Op zijn solo-albums echter, klinkt hij vaak een beetje eenzaam, verlaten, onzeker.

Dat wil niet zeggen dat er niet genoeg te genieten overblijft. Hij lijkt in dat opzicht wel een beetje op Neil Young. Solo heeft Neils stem wel iets, of zelfs heel veel. Ik begrijp dat mensen zeggen dat ze van Neils stem houden. Maar je wordt als luisteraar ook constant geconfronteerd met het feit dat hij geen geweldig zanger is. Tot je hem hoort met Crosby, Stills en Nash. Opeens klinkt het zeker, toonvast en prachtig in het stemmen weefsel.

Dat ik dat nog weet van een album dat lange tijd enkel stof stond te vangen.

Dat ik me de aanschaf van mijn eerste lp nog kan herinneren is logisch. Dat ik nog weet op welke manier en momenten ik de albums die uiteindelijk zouden uitgroeien tot lievelingsalbums aan mijn collectie heb toegevoegd, is ook niet gek. Dat ik dat nog weet van een album dat lange tijd enkel stof stond te vangen op de plank waarop mijn toen nog kleine collectie stond, is opvallend.

Ik herinner me nog hoe ik, gezeten op een hoge kruk, twee hoorntjes tegen mijn oren gedrukt, bij Voerman in Eibergen luisterde naar ‘Living in the Material World’. Ik had nog nooit iets positiefs gelezen over dit album en kende enkel het openingsnummer ‘Give Me Love (Give Me Peace On Earth)’ en was daarvan onder de indruk.

Ik weet nog dat ik, de ellebogen steunend op de balie, elk song fragment dat volgde als een teleurstelling ervoer. In mijn puberale beleving neuzelde het album maar door en door. Toch besloot ik het te kopen. Het was immers van een ex Beatle, ergo; ik zou het zeker gaan waarderen.

Nou nee dus. Althans niet in de eerste jaren, of misschien zelfs decennia na aanschaf.  George schreef, niet anders dan John en Paul vanuit wat hem bezig hield. Waar Paul dat wat meer gecamoufleerd doet en altijd voorrang geeft aan het muzikale aspect en John zijn ziel bloot legde in zijn scheppen én ermee weg kwam (fans en critici zagen het zelfs als de kracht van deze woordkunstenaar), stak George zijn voorliefde voor de Indische cultuur en met name het Hindoeïsme niet onder stoelen of banken.

Het platen kopende publiek kon er weinig mee. Ook ik begreep de teksten vaak niet.  Ik wist dat het schitterende ‘Sue Me Sue You Blues’ (muzikaal en qua instrumentatie een soort mix van ‘Crippled Inside’ en ‘How do You Sleep’) over de perikelen rond de rechtszaken van de voormalige bandgenoten ging en ik vond het titelnummer alleen al de moeite waard omdat George Paul en John in dit nummer vrienden noemde. Maar ‘The Lord Loves the One that Loves the Lord’? Wat was dat voor een rare God?

De teksten, die door mijn onbegrip een grote mate van somberheid leken te hebben, maakten luisteren naar dit album tot een opgave. Later kwam het begrip. Verdieping in de ideeën achter het Hindoeïsme ontsloot veel teksten voor mij. ‘The Lord Loves The One…’ bleek niet te gaan over een megalomane God die verering eiste voor hij liefde terug gaf. De strekking is meer (enigszins aangepast aan een meer en meer atheïstische maatschappij): wil je werkelijk gelukkig zijn, dan is het noodzakelijk om het geluk van anderen te respecteren. Je kunt niet (verbaal) van je af meppen en denken dat je werkelijk gelukkig kunt zijn. Meer spiritueel bezien en gelinkt aan de westerse Christologische achtergrond: ‘Zoek eerst het koninkrijk van God en al het andere zal u bovendien gegeven worden.’ Een beetje vrij vertaald. Maar de gedachte hierachter is erg bepalend voor het Boeddhisme en het Hindoeïsme. De zoektocht naar innerlijke vrede loopt via de zoektocht naar het zelf (of Zelf). Noem het ‘The Lord’ of ‘God’ of…. Het maakt niet uit maar ware vervulling vindt de mens (volgens het Hindoeïsme) niet in dat wat vergankelijk is, maar in dat wat als eeuwig wordt ervaren.

Harrison had een ongelooflijk gevoel voor humor, maar tot het album ‘33 1/3’ droeg hij vooral zijn diep gevoelde liefde voor het Godsbeeld van een de meeste westerlingen vreemde cultuur uit. Hij was een roepende in de woestijn en zijn albums werden gedurende die periode (‘Living’ t/m ‘Extra’) niet goed ontvangen. Gelukkig mag vooral ‘Living in the Material World’ zich tegenwoordig verheugen in een herwaardering.

Het is grappig dat de niet bepaald van humor overlopende teksten op ‘Living’ een (in mijn ogen) ongelooflijk grappig tegenover kennen in de vormgeving van het albumartwork.

De ‘laatste avondmaal’ parodie op de linkerhelft van de opengevouwen gatefold is als tegenover van alle spirituele teksten al grappig, maar echt te gek vind ik de labels op de lp.

Kant A heeft als label een afbeelding van de strijdwagen van Sri Krishna en kant B heeft een afbeelding van de ‘strijdwagen’ van George: een zesdeurs Mercedes. Hij doet dat vaker: eindeloos ‘preken’ om vervolgens die preek te relativeren. Denk b.v. aan het gelach dat volgt op ‘Within You Without You’.

George was zijn tijd ver vooruit. Tegenwoordig is mindfulness een soort toverwoord geworden. Houd je aandacht in het moment en het zal veel beter met je gaan.

George propageerde dat in 1973 al: ‘Be Here Now’. De rust van een melodie die de tijd neemt om de tekst voor het voetlicht te brengen is de verklanking van de rust die te vinden is in het zich constant vernieuwende moment. George wist het, maar was ook menselijk. Het conflict van zijn leven: een Heilig doel dat vaak net buiten bereik bleef. Volgens ‘Be Here Now’ mag je het verleden loslaten. Het lukte George lang niet altijd. Zijn gedeelde verleden met Paul, zijn stukgelopen huwelijk (zie zijn tekstversie van ‘Bye Bye Love’ op ‘Dark Horse’), het verleden bleef naar hem graaien en niet zonder succes. Hij wist het en het was de oorzaak van één van zijn grotere innerlijke conflicten.

Opvolger ‘Dark Horse’ werd door de recensenten nog meer neergesabeld dan ‘Living’, wat Harrison tot de nodige zelfspot bracht op de binnenhoes van ‘Extra Texture’ (Ohnothimagen). Ook weer een gevalletje: humorloze muziek gecombineerd met humor in de presentatie van het album. Ik moet bekennen dat ik een zwak heb voor beide albums. Laatst genoemde irriteert me soms mateloos, maar vaak wint de schoonheid van delen van het album het van dat wat irritatie opwekt.

Na ‘Extra Texture’ ging het roer om. 33 1/3 bleek een album gevuld met fraaie muziek én een flinke dosis humor. Met ‘George Harrison’ maakte hij een zo mogelijk nog mooier album, waarna er weer een dip volgde. ‘Somewhere in England’ ging nog, maar ‘Gone Troppo’ hield niet echt over. ‘With a little Help from a friend’ krabbelde hij weer op en maakte met ‘Cloud 9’ een album dat hem weer op de radar zette. Een album met daarop o.a. ‘When We Was Fab’. Niet de eerste keer dat George het Beatlesverleden waaraan hij niet enkel met liefde terugdacht, gebruikte om de kans op een hit te vergroten.

Foto’s van, in zekere zin, een buitenstaander.

De documentaire ‘Living in the Material World’ besteedt veel aandacht aan de spirituele zoektocht van George. Ergens in de tweede helft van deel 1 gaat het over ‘Within You Whithout You’. De dialogen gaan vergezeld van foto’s en daarbij worden vooral foto’s getoond van George temidden van Indische muzikanten, waaronder Ravi Shankar. Foto’s waarop Harrison als enige westerling te zien is. Foto’s van, in zekere zin, een buitenstaander. Om een echte ‘insider’ te zijn moet je er namelijk geboren zijn. Maar de blik in zijn ogen en de glans op zijn gezicht laten zien dat hij hier een thuis gevonden heeft. En dat hij zich hier geaccepteerd weet. Exponent van de Westerse popcultuur tegen wil en dank, maar thuis in deze wereld. De wereld die hem ten diepste verbond met dat wat hij als Groter ervoer dan de grootsheid die hem door fans werd toegedicht.

Het lot van de man die nooit helemaal zou kunnen zijn wat hij het liefst wilde zijn; onderdeel van de Indische spirituele cultuur. De man die zich niet meer ziet als de Westerse popgoeroe die  de fans in hem willen zien. Pattie Boyd beschrijft dit mooi in genoemde docu: aangetrokken worden door de pas ontdekte wereld terwijl de oude wereld op zijn beurt weer bleef trekken aan George.

Muziek als uitlaatklep voor de meest diepe, meest persoonlijke ervaringen. Muziek gedeeld met de fans. Lange tijd onbegrepen uitingen. Het moet hem pijn gedaan hebben.

Maar als is uitgekomen wat hij bij leven verwachte van de dood (‘I really want to see You Lord’), moet zijn zoektocht ná zijn sterven de vaste grond van de ervaring gevonden hebben.

Het zou hem gegund zijn.

Ton Steintjes