Drive My Car

BFNLBFNL Columns, Then There Was Music

Ik leerde ‘Drive My Car’ kennen dankzij een jongeman die met mijn vader in de keuken werkte van wat destijds nog een bejaardencentrum heette. Af en toe kwam deze collega bij ons over de vloer en tijdens één van die bezoekjes bracht hij, wetende dat ik fan was, de onlangs verschenen ‘rode dubbelaar’ mee. Ik kende alles van de eerste lp en van kant drie de eerste vier songs omdat ik ‘Oldies but Goldies’ een paar jaar eerder als tweede album aan mijn collectie had toegevoegd (twee albums is natuurlijk geen collectie maar het begin was er). Doordat mijn ‘collectie van twee’  in hoog tempo via drie albums naar vier naar ‘nu lijkt het ergens op’ was gegaan, stond ‘Help’ er inmiddels ook tussen. ‘Rubber Soul’ ontbrak echter nog. Dat album stond nooit in de bakken van de op dat moment enige platenzaak in Winterswijk. 

Nooit zal ik het moment vergeten waarop ik de naald op de lp van Kees (zo heette de jongeman) liet zakken tussen ‘Daytripper’ en ‘Drive My Car’. Ik weet het natuurlijk niet meer, maar ik durf er iets om te verwedden dat mijn mond open viel van verbazing. Dit was toch wel andere koek. Een enkele gitaar, zo dominant dat er geen ontkomen aan was opende de song, waarna ongeveer halverwege onder die inleidende klanken Pauls bas een opstapje liet klinken dat een paar noten later op de grondtoon zou landen. Op de mooist denkbare manier begon de bas op het moment dat de gitaar toe was aan de rustiger nazin. Een prachtig stukje complementair ritme. Een term die ik destijds natuurlijk nog niet kende. Ik vond het gewoon fascinerend.

Als kers op de taart gaf ook Ringo acte de présence voorafgaand aan de eerste tel die zou volgen op de inleiding.

Ik heb, zoals iedereen dat denk ik wel heeft, een aantal lievelingssongs onder het totale scheppen van The Beatles. Wat een deel van die songs met elkaar gemeen heeft is de herinnering aan de kennismaking. De schok die elk begin die eerste keer beluisteren teweeg bracht. ‘I Feel Fine’, ‘Ticket to Ride’, ‘Come Together’ en ‘Drive My Car’. Bij geen van die songs was de koek op na de inleiding. Sterker nog: het wordt telkens weer alleen maar beter, maar het begin van deze songs zuigt je de minuten die komen gaan binnen, waarbij je ook nog eens de behoefte om direct die eerste maten nog een keer te beluisteren moet onderdrukken. Laat die naald maar torren….of zal ik dit toch nog een keer, nee laat gaan joh…..

Songs die zelfs na decennia beluisteren nog fris klinken, songs waarbij nooit sprake is geweest van luistermoeheid.

Zó beginnen (Car) en vervolgens iets op de inleiding laten volgen waarbij het moeilijk is om meest favoriete bouwstenen te kiezen onder al het fraais, hoe perfect kan een song van de eerste tot de laatste noot zijn!
Is de samenzang tussen met name John en Paul het meest noemenswaardig? Een samenzang waarbij Paul nu eens als hoogste stem niet John steunt, maar John op fraaie wijze Paul draagt.

Of het moment waarop in de inmiddels driestemmige zang voorafgaand aan het ‘Baby You Can…’ George net iets beter te horen is? Dat kleurt verschrikkelijk mooi.

Of is toch de manier waarop Ringo elke keer weer het ‘Ok je mag in mijn auto rijden’ inleidt in de twee maten ervoor het meest noemenswaardig?

En wat te denken van de piano tijdens de ritjes? Alleen de nieuwe kleur doordat de piano mee gaat doen is al te gek, maar er is meer. De combinatie van syncope en kwartentriolen in de pianopartij werkt ongelooflijk goed. De gitaarsolo mag ik ook niet vergeten, evenmin als het rifje dat alles draagt en de terugkeer van de sologitaar in het coda. Of de ‘Beep Beep’ passages?

‘Rubber Soul’ is het eerste ‘next level’ album van de groep. Een soort ‘Revolver’ light.Het staat, anders dan laatst genoemde album nog met één been in dat wat was en al met het andere been in een ‘alle remmen los’ toekomst. Harrison zag de albums als een bij elkaar horend tweeluik.

een album vooral over relaties met vrouwen

‘Rubber Soul’, een album dat zijn enige zwakkere moment, afgezien van het onvermijdelijke ‘Ringo-momentje’ bewaart voor de allerlaatste song. En zelfs dat heeft nog wel iets.
Een album dat bol staat van de fenomenale meerstemmige zang. Een album vooral over relaties met vrouwen. En dan niet meer het ‘ik houd van je’ geneuzel. Nee, hier komen serieuzere onderwerpen aan bod. Een album dat tekstueel bezien bij vlagen misschien zelfs wel vrouwonvriendelijk genoemd kan worden. Want hoewel de dame van het openingsliedje graag in de auto mag rijden (een seksuele toespeling) klinkt in ‘Wait’ door dat Paul de vrouw van dit lied zal geloven als ze belooft dat ze op hem zal wachten, maar tegelijkertijd hoeft ze van hem, tijdens zijn afwezigheid, niet teveel te verwachten: ‘I’ve been good, as good as I can be….’. Wat is dat nu voor loze belofte? Of de tot Jane gerichte songs? De eerste helft jaren zestig Paul wilde een vrouw die er voor hem was, geen partner die een eigen carrière had waardoor ze veel van huis was. ‘You won’t See Me’, maar zag hij haar wel?

De naamloze feeks uit ‘Girl’ brengt Lennon tot de rand van het graf. De Lennon die Cynthia nu niet bepaald op handen droeg. De man die, tot Yoko in beeld kwam, weinig ruimte gaf aan de vrouw(en) in zijn leven. Niet heel geloofwaardig, maar wat maakt het uit? Het is een geweldige song. En ja, ik weet dat dit geen autobiografische song is, maar ik vind de gedachte wel heel boeiend.

laten we Harrison niet vergeten

Zou ik maar één ding mogen noemen waarin The Beatles niet boven alle andere bands en artiesten uittorenden, de keuze zou makkelijk zijn: The Beatles zijn, op McCartney na, niet de meest geniale instrumentalisten.

Als ik slechts één ding zou mogen noemen waarin The Beatles de absolute top zijn, heb ik een probleem. Ik zou waarschijnlijk kiezen voor hun compositorische vaardigheden. De harmonische vaardigheden van Lennon en de harmonische- en melodische vaardigheden van McCartney zijn van een ongelooflijk hoog niveau. En laten we Harrison niet vergeten. Het duurde even, maar toen hij zijn beperkte ruimte naast Lennon en McCartney op durfde te eisen ging de rem er behoorlijk af.

Ja, ik zou hier zeker voor kiezen. Tegelijkertijd zou ik buikpijn van mijn keuze krijgen, omdat het vermogen van The Fab Four om zich als een razende te ontwikkelen ongenoemd zou blijven. Hoe heeft het kunnen gebeuren dat deze kleine muzikale eenheid in nog geen zeven jaar van ‘Love Me Do’ via ‘Tomorrow Never Knows’ en ‘The White Album’ uit kon komen bij ‘Abbey Road’? Dat is het muzikale equivalent van een honderdmeter sprint record dat behoorlijk veel scherper staat dan menselijkerwijs mogelijk is. Dit kan gewoon niet. Maar ja, als ik dat als mijn topaspect binnen het Beatles-gebeuren zou noemen zou ik niet alleen het compositorisch aspect vergeten, maar ook de geweldige samenzang.

Samenzang, al vanaf het prille begin iets waarin de heren uitblonken. Concurrentie? The Beach Boys en CSN&Y, maar dan houdt het denk ik wel op. Alsof ze nooit anders gedaan hadden harmonieerden ze er op los vanaf zo ongeveer het eerste moment. Van ‘This Boy’ tot ‘Because” en alles wat daartussen kwam.

Samenzang, ook één van de kroonjuwelen op ‘Rubber Soul’. Het meest driestemmige intro van ‘Nowhere Man’, dat zodra het naar tweestemmigheid in tertsen gaat MollDur combineert met een plagale cadens, waardoor het wat meer gewone (de tertsen) toch bijzonder klinkt.

‘The Word’ met z’n prachtige 9- en sus-akkoorden. Tegen het eind de extreem hoge derde stem, die in de voor de US gemaakte stereo mix helemaal alleen in het stereobeeld staat en daardoor meer opvalt. Dat laatste is muzikaal gezien niet de meest elegante keuze, maar je hoort wel beter wat ze vocaal in hun mars hadden.

‘If I Needed Someone’, de relatieve eenvoud van zo goed als parallel verschuivende akkoorden. Wat een meditatieve rust over de in de goede zin van het woord monotoon jengelende gitaarklanken.

‘In My Life’, één van de handvol tekstueel gezien zachtaardige songs op het album. Een song die van McCartney had kunnen zijn. Sterker nog; een song waarbij de heren beide claimden het leeuwendeel van de compositie voor hun rekening genomen te hebben. Ik ga toch voor Lennon, al was het maar vanwege het voor Lennon typische gebruik van MollDur op ‘All My Life’ (tweede keer: ‘There is No-One’ precies op ‘One’).

‘Rubber Soul’, een album dat verbazingwekkend anders was, maar nog wel behapbaar afwijkend. Aan ‘Revolver’ moest ik destijds wennen. “Rubber Soul’ had voor mij direct de ‘wow-factor’. En nog steeds fascineren zowel het album als de openingstrack me mateloos. Hoe kun je beter een album ingezogen worden dan op deze manier? Het geroezemoes gevolgd door de bijtende gitaren van ‘Pepper’ komt misschien in de buurt. Het openingsakkoord van ‘A Hard Days Night’? De eerste keer ben je door dit akkoord meteen bij de les, alle keren daarna denk ik vooral: hopelijk staat het volume niet te ver open. Geniaal akkoord, geniaal begin, maar één gitaarloopje dat je zo het verhaal in sleept; diepe buiging.

– Ton Steintjes –