Dromerijtje 1: Imagine – The Beatles 1971

BFNLBFNL Columns, CAN YOU TAKE ME BACK?

Een waarschuwing vooraf: dit verhaal is dromerijtje nummer één. Normaliter beschrijf ik in mijn Can You Take Me Back-columns alleen over de soloalbums van John, Paul, George en Ringo plus hun compilaties als band, maar soms overstijg je de grenzen van de werkelijkheid en kom je al doordenkend in een parallel universum terecht. En dan? Dan ga je los en ontstaat er zoiets als… Imagine – The Beatles 1971.

Vanwege alle interne strubbelingen (en afwijkende muzikale voorkeuren – wellicht had het ook met leeftijd en relaties te maken) besloten The Beatles eind 1969 na verhitte discussies een jaar vrijaf te nemen om dingen te doen waar het stempel ‘Beatles’ niet op stond. 1970 werd daardoor een buitenbeentje en een veelzijdig muzikaal jaar (en een dure grap voor de fans).

De eigenzinnige John was de eerste van de vier die naar buiten kwam met een puike single: Instant Karma (UK 4, US 3). Vlak daarna lanceerden Ringo en Paul hun eerste soloalbums. Ringo’s Sentimental Journey (UK 7, US 22) was een verzameling standards en het publiek keek glimlachend toe (hoe armoede en pubgeluk kan leiden tot een interessante release – terugkijkend was Ringo met zijn eerste soloalbum een trendsetter eerste klas). Pauls McCartney (UK 2, US 1) was een eenvoudige plaat, een schetsboek, waarop hij alle instrumenten zelf bespeelde (ook weer een unicum, als eerste low-fi album van een grote artiest).

Daarna volgde in mei eindelijk het Get Back-album dat ondertussen was omgedoopt tot Let It Be. In de zomer bleef het stil maar in het najaar werd de handschoen weer opgepakt. Ringo kwam in oktober met zijn countryalbum Beaucoups Of Blues uit (US 65), George volgde in november met zijn klassieker All Things Must Pass (UK 1, US 1) en John sloot het jaar af met zijn biografische John Lennon/Plastic Ono Band (UK 11, US 6).

Zoals ik al zei: een duur jaar voor de fans.

De grootste verrassing van dit najaarsgeweld was natuurlijk George. Hij sloeg zijn vleugels uit en hoe! Zijn eerste echte soloalbum was een eruptie en zat organisch in elkaar. Elf prachtige songs – eigenlijk tien, want Isn’t It A Pity werd twee keer opgevoerd (Eén keer in een prachtige orkestrale versie van zeven minuten á la Hey Jude en op kant twee als een spaarzame Beatlesoefensessie). De fans en critici waren extatisch. De sales top. Een nummer-éénalbum in Engeland en Amerika. Ook de singles werden grote hits: My Sweet Lord, What Is Life en Awaiting On You All waren op elke radio te horen. Met dit meesterwerk vestigde Harrison zich in een klap in de Champions League naast Lennon en McCartney (Dat moet slikken zijn geweest voor die twee maar ze namen het sportief op).

Veel songs waren al lang geleden geboren en zelfs gespeeld met zijn kameraden uit Liverpool. Let It Down, Isn’t It A Pity, Hear Me Lord en All Things Must Pass waren niet onbekend voor John, Paul en Ringo. Wah Wah schreef George na een vervelende januari 1969-sessie met Paul. In Run Of The Mill kijkt hij daar op terug. If Not For You was een heerlijke Dylancompositie. George en Bob speelden het zelfs tijdens de rehearsals van de legendarische Bangla Desh-concerten in augustus 1971. Nooit live uitgevoerd, maar gelukkig wel terug te vinden op latere releases.

Een nieuw jaar: 1971. Het voorjaar bood een hoop solo-vuurwerk. Paul scoorde een tophit met zijn eerste solo-single Another Day, John haakte aan met Power To The People en George genoot met volle teugen van zijn All Things Must Pass-successen.

In de zomer initieerde Harrison (met Ravi Shankar) de legendarische Bangla Desh-concerten in New York. Hij schreef er zelfs een speciale benefietsingle voor, waarmee hij in Engeland (en Nederland!) een top-tien-hit scoorde. Tijdens de concerten introduceerde hij een nieuw nummer Beware Of Darkness. Hij zong het als een duet met Leon Russell en het publiek was dolenthousiast.

Ringo was tijdens die concerten ook van de partij. Hij speelde zijn nieuwe liedje It Don’t Come Easy, dat later, net als Beware Of Darkness, opgenomen zou worden voor het Imagine-album. John en Paul haakten af voor de concerten. Paul vond het moeilijk omdat ze hadden afgesproken even los van elkaar te zijn, maar John wilde wel. Toch verscheen hij niet. Volgens de intimi omdat hij mot kreeg met zijn vrouw Yoko Ono, die ook wilde optreden(en daar zat George niet op te wachten).

Na de concerten kwamen de mannen eind augustus weer bij elkaar. De tijdelijke afsplitsing werkte goed: iedereen was opgeladen. Het energieniveau was griezelig hoog. Er was veel geschreven en er was dus genoeg materiaal voor een nieuw dubbelalbum. En dat kwam er. Koortsachtig opgenomen in september en oktober en rush-released op 1 december. Net op tijd voor kerstmis. Het nieuwe Beatlesalbum was uniek in de zin dat de credits niet meer Lennon/McCartney waren maar Lennon of McCartney. Blijkbaar gaf dat veel lucht onderling, want er werd uitstekend gemusiceerd op de plaat. Verder was het opvallend dat de heren Phil Spector (op één track na) kozen als unieke producer in plaats van George Martin. Misschien dachten ze: een nieuw decennium, een nieuwe producer.

Wat stond er allemaal op dit eerste echte nieuwe Beatlesproduct van de jaren zeventig? Waar konden we ons op verheugen? Nou, hou je vast. Veelzijdigheid was het uitgangspunt.

Ten eerste het vlaggenschip van het album: de track Imagine, geschreven door John met tekstuele hulp van Yoko. De titel was zo mooi dat unaniem werd besloten het album ook zo te noemen. Het werd uiteraard de eerste single en het was een wereldwijde hit.

Na Johns gruwelijke dood in 1980 werd Imagine zo´n beetje het lijflied van elk weldenkend mens. De zoektocht naar een geweldloze, gelijke samenleving (vrij open en tolerant), zonder poespas van instituties, die toch alleen maar uit zijn op eigen gewin.

Ieder jaar keert het muzikale pleidooi weer terug in de hitlijsten en terecht. Imagine is een klassiek voorbeeld van less is more, een oproep tot solidariteit, rechtvaardigheid en wellicht naïviteit (of zijn die begrippen inwisselbaar?)

Naast Imagine leverde John maar liefst zes andere tracks. Interessant is dat vier daarvan eind jaren zestig al waren uitgebroed. Jealous Guy was een spinsel uit het voorjaar van 1968, een rewrite van On The Road To Rishikesh, geschreven in India. Die track belandde nooit op de witte dubbelaar omdat John dat onnodig vond na Pauls Mother Nature´s Son. Afijn, in 1971 kwam de track (met een andere tekst en titel) toch tevoorschijn en gelukkig maar, want het is een van de mooiste songs die ik ooit heb gehoord. Van Oh My Love bestaat een vroege demo uit eind ´68. De 1971-uitvoering is prachtig als Venetiaans glas met een hoofdrol voor Harrisons betoverende gitaarspel.

Crippled Inside (dat muzikaal deels ontleend was aan de bluesklassieker Black Dog) gaf weer zo’n heerlijk Lennon-inkijkje in de schijnheiligheid van de wereld waarin wij leven. Give Me Some Truth werd al tijdens de januari 1969-sessies geprobeerd (met een mega-input van Paul). De track is zo typisch John, een boutade, snuffelend en bijtend op zoek naar de heilige graal: de waarheid. De solo van George in Give Me Some Truth is geniaal. Als er een prijs zou zijn voor de beste solo van het jaar zou die ongetwijfeld gaan naar Harrison. De klanken gaan door merg en been. Iedere keer weer kippenvel.

John was altijd een man van analyses en observaties en het breekbare How is daar weer een exemplarisch voorbeeld van. Het stop-and-go-ritme van de definitieve versie lijkt een knipoog naar The Long And Winding Road van een jaar eerder, maar daar houdt de vergelijking dan ook op. Zo bombastisch als Pauls track is, zo delicaat en spaarzaam de versie van John.

It´s So Hard is een zalige zompige bluesknaller á la Yer Blues, drie jaar eerder. Lennon was er zo van gecharmeerd dat hij het ook live speelde op zijn One To One-concerten in augustus 1972 in New York.

Ringo stond onderaan in de hiërarchie en hij had daar vrede mee. Zijn bijdrage beperkte zich tot één song, maar wat voor éen: It Don’t Come Easy is een klassieker van de eerste tot de laatste seconde. De vroegste wortels dateren al vanaf voorjaar 1970 en de hand van George Harrison is wel heel erg aanwezig ( als je goed luistert hoor je in de instrumentale break heel in de verte het koortje ‘Hare Krishna!’ roepen) maar toch gingen alle credits naar Ringo (applaus voor George).

Paul zat ook niet stil. Hij was iemand van de alledaagse en menselijke maat. Heart Of The Country is daar een klassiek voorbeeld van. Het platteland, dieren, strootje in de mondhoek, blue grass ten top. Een zalige folksong á la I’ve Just Seen A Face, jaren eerder. Iemand noemde het ooit een uptempoversie van Mother Nature’s Son en die vergelijking kan ik volgen.

In het door razernij gedreven Monkberry Moon Delight schreeuwde hij zo’n beetje de halve wereld bij elkaar (de tekst is surrealisme ten top – er valt geen touw aan vast te knopen!) en The Back Seat Of My Car was van een Abbey Road-achtige schoonheid (op zich niet raar want de track werd al in een embryonale versie gespeeld tijdens de januari 1969-sessies). Het woeste einde is adembenemend en zelfs voor The Beatles terra incognita. Ik zeg altijd maar: The Back Seat Of My Car is het beste middel tegen een opkomende depressie.

Pauls mooiste bijdrage op het album was wellicht Uncle Albert/Admiral Halsey: een track, samengesteld uit meerdere losse deeltjes die samen een betoverend geheel vormen. Interessant is dat George Martin werd ingevlogen om naast Phil Spector cachet te geven aan het nummer. Het is een fantastische creatie, iedere keer gebeurt er weer iets nieuws, als luisteraar val je van de ene verbazing in de andere. Een klassieker en McCartney op zijn best.

Het werd de tweede single van de plaat en opnieuw een mega hit. The Beatles kregen er zelfs in 1972 een Grammy Award voor. En terecht. Uncle Albert/Admiral Halsey is McCartney in gesprek met God.

Dear Boy was een heerlijke knipoog naar de Beach Boys. De tekst was een wijzend vingertje naar de eerste man van Linda, maar daar maalde niemand naar. De harmonieën waren adembenemend en de terugkeer van de coupletten naar de hamerende piano klinken iedere keer weer als een muzikale onderstreping. Een vuistslag, wellicht. Voor mij net zo adembenemend als de piano op I Want To Tell You uit 1966. Het maakte voor mij wel duidelijk in hoeverre McCartney de tovenaarsleerling was van George Martin.

Ram On is verrassend vanwege de simpelheid, het hypnotische ritme maar ook vanwege de ongebruikelijke ukelele. De tekst is eenvoudig (Give your heart to somebody, soon, right away, right away!) sommige mensen zouden het zinloos vinden, maar net als Lennons Give Peace A Chance twee jaar eerder, is het onweerstaanbaar. Fantastisch hoe het op de vierde plaatkant terugkeert als een soort reprise á la Sgt. Pepper´s. Oorspronkelijk was Ram On één track, maar de splitsing werkt. Aan het einde van de song begint Paul (het zal niet zo zijn) gewoon weer aan een nieuw liedje (dat later uitgebracht zou worden als de solo-track Big Barn Bed).

Iedereen was natuurlijk nieuwsgierig naar de bijdragen van George. Hij had zich het afgelopen jaar ontwikkeld tot een grootheid die elke vorm van kritiek van John en Paul kon weerstaan. Sterker nog, zijn All Things Must Pass-triomf werd zelfs gezien als het hoogtepunt van 1970. Kon hij na die magische ontlading nog meer topwerk op te planken brengen? Had hij die veerkracht?

Nou en of. George stelde niet teleur. Late we beginnen met het dromerige I´d Have You Anytime. Nu geen Lennon-McCartney compositie, maar Harrison-Dylan. Geschreven eind 1968, achtergehouden voor het All Things Must Pass-album.

Wat was er met die man aan de hand? Hij schudde de ene prachtige song na de ander uit zijn mouw. Behind That Locked Door is country van de bovenste plank (geschreven als oppepper voor de schuwe Bob Dylan). In Apple Scruffs toont George zich geestig van toon – het is een vertederende aubade aan alle Beatlesfans die dag en nacht bij de studio (en Pauls huis) waakten, om maar een glimp op te vangen van hun idolen. Interessant is dat de harmonica (meestal van John) nu op het conto van George kwam.

Beware Of Darkness was al geprobeerd tijdens de Bangla Desh-concerten en groeide uit tot een van George’s meest populaire songs. De melodie is betoverend en de tekst diep. Ik vind het een van Harrisons mooiste songs. Zo slepend, zo dramatisch, zo op zoek naar waarheid (net als John, maar dan op een ander pad). Wat was die gast goed bezig!

I Dig Love is het minste nummer van het album, een uit de hand gelopen jam, maar de track verveelt geen seconde. De coupletten zijn leuk, de bruggen ‘nice’ en de solo loopt lekker soepel. The Ballad Of Sir Frankie Crisp (Let It Roll) is een ode aan de verbeeldingskracht. George bezingt de geneugten en besognes van zijn eerste tijd in zijn paradijsdroomkasteel Friar Park.

Het spirituele Art Of Dying had oude wortels (1966!) maar George poetst de track op en de woeste uitvoering past als een perfect zittend kostuum bij de diepgravende tekst. Hier zijn The Beatles op hun best. Alle remmen los á la Birthday of Everybody’s Got Something To Hide Except For Me And My Monkey. Het enige verschil met die tracks (en daar scoort George punten mee) is dat de tekst subliem is. George schreef songs met een hoog filosofisch gehalte. Dit nummer lijkt in eerste instantie een rambler (en dat is het ook) maar het gaat ergens over. Het is een nummer dat uitnodigt tot discussie.

En dat was het dan. In de eerste week van december 1971 werd de wereld getuige van een nieuwe Beatlesplaat. De media aandacht was enorm. Eindelijk weer! En nu geen samengestelde schizofrene potpourri, zoals Let It Be, maar een goed doordacht concept, gewoon vier mannen die samen het beste willen voor henzelf maar ook voor de ander. En dat was te horen. Het lukte. Alles klopte.

Imagine verkocht als een tierelier. Blijkbaar wisten John, Paul, George en Ringo hun fans ook in het nieuwe decennium aan zich te binden met hun fantastische muziek. De critici waren unaniem positief. Het duurde even, maar het was het wachten waard. Imagine werd gezien als een ruime plaat met veel verrassende plotwendingen, als een goede roman van een veelzijdige auteur. Een stortvloed van genialiteit. Haute cuisine, schreef een toonaangevende criticus. Mateloos interessant. Genialiteit in het kwadraat, een ander. Niet één zwak punt. Misschien dus nog wel beter dan de witte dubbelaar vanwege de brede insteek. De scheppingskracht van The Beatles leek onuitputtelijk. Alsof de Goden vanaf de Olympus een karaf wijn, kaas en sappige olijven naar hun sterfelijke volgelingen op aarde gooiden.

Na dit meesterwerk namen John, Paul, George en Ringo weer een jaar afstand van elkaar. Dat concept werkte blijkbaar goed voor iedereen.

John zat niet stil. Na de sessies nam hij Happy Christmas (War Is Over) op, maar omdat het te dicht op Kerst en Nieuwjaar zat besloot hij de track op de planken te laten liggen tot 1972. Hij verhuisde met zijn geliefde Yoko naar New York. Het tweetal dompelde zich onder in de radicale scene en produceerde albums voor David Peel en Elephant’s Memory. Daarnaast speelden de Lennons verscheidene controversiële tracks tijdens benefietconcerten. Liedjes over emancipatie, onderdrukking en gerechtigheid. Ze presenteerden in februari zelfs een week lang de populaire Amerikaanse tv show The Mike Douglas Show en brachten in april de EP New York City uit, waarop naast de gelijknamige titeltrack ook Woman Is The Nigger Of The World, Sunday Bloody Sunday en Angela vielen te beluisteren.

Dat plaatje viel niet goed. Niemand draaide het, niemand kocht het. Lennon baalde en likte zijn wonden. In augustus 1972 trok hij zijn verlies weer recht met twee rauwe concerten in de Madison Square Garden in New York en in het najaar werd uiteindelijk Happy Christmas uitgebracht.

Paul deed wat hij altijd graag wilde: optreden. In februari kwam hij met een sensationele zet: hij toerde onaangekondigd langs een aantal Britse universiteiten met een kort middagprogramma. Puur voor de lol en om zijn band Wings te later inspelen. Dat werkte goed en in juli en augustus ging hij zelfs Europa in. Low key. Het gaf hem voldoening om weer te spelen voor een enthousiast live-publiek. Begin 1973 bracht hij zelfs een soloalbum uit: Red Rose Speedway met de Amerikaanse nummer één hit My Love. In de zomer was hij hot met de James Bond-hit Live And Let Die en hij ging weer op tournee. Zijn playlist en hits groeiden, net als de toeschouwersaantallen. Paul deed wat hij het liefst wilde en hij zag dat het goed was.

George produceerde eind 1971 het album Raga voor Ravi Shankar en zat begin 1972 nog helemaal in zijn ´Bangla Desh´-flow. Het album was het hele voorjaar een grote hit, net zoals de gelijknamige film die vanaf april in de bioscopen draaide. Uiteindelijk kreeg George zelfs een Grammy Award voor het beste album van het jaar.

Ringo bracht in april de single Back Off Boogaloo uit (geproduceerd door George – had die man ook nog wel eens vrije tijd?) en het stampertje zeilde het gemak de top tien van Engeland en Amerika binnen (in Engeland zelfs nummer 2!) Daarnaast produceerde hij de mega succesvolle film Born To Boogie over Marc Bolan en was hij op twee stukken te horen op de plaatuitvoering Tommy van The Who en in 1973 was hij een grote ‘star’ in de succesvolle film That’ll Be The Day.

Iedereen had dus genoeg om handen. Maar… in 1973 begon het weer te kriebelen; de mannen kwamen bij elkaar (nu in New York omdat John Amerika niet kon verlaten i.v.m. zijn drugsveroordeling). Er werd gelachen, gerookt, gevloekt en gedronken, maar ook geestdriftig gesproken over nieuwe songs. Iedereen had genoeg materiaal voor een nieuwe Beatlesplaat. Afijn, om een lang verhaal kort te maken, in december 1973, klokslag twee jaar na Imagine, was het zover. Het album Band On The Run werd uitgebracht, precies twee jaar na Imagine. Een enkel album of toch weer een dubbelaar?

Maar meer hierover in dromerijtje 2: Band On The Run – The Beatles 1973.

Robin Raven 2020