Het tragische verhaal van Harry Nilsson, de favoriete ‘Groep’ van de Beatles

BFNLNieuws

In de late zestiger jaren veranderde een zin van een van de Beatles in de pers de wereld. John Lennon merkte dit in maart 1966, net voor debands laatste Amerikaanse tournee. Hij zei tegen Maureen Cleave, journaliste van de London Evening Standard: “Wij zijn populairder dan Jezus nu.” Volgens Britannica kreeg die zin weinig reactie van de Britse lezers maar veroorzaakte die een storm aan controverse in de U.S. met de publicatie hiervan in tienerblad Datebook in juli, hetgeen leidde tot de verbranding van Beatlesspullen door razende Christenen en tot de kans datvde tournee gecanceld zou worden, maar enkele van de spontane opmerkingen van de Beatles konden een leven ook positief veranderen en deden dat ook in 1968 voor de jonge nog onbekende singer-songwriter Harry Nilsson genaamd.

Nilsson had in die tijd twee albums uitgegeven, in 1966 Spotlight On Nilsson en het jaar daarop Pandemonium Shadow Show, met weinig commercieel succes of kritiek, maar de persoon die het wel was opgevallen was John Lennon, die antwoordde op een vraag over de staat van de Amerikaanse popmuziek met “Nilsson is mijn favoriete groep.” Blijkbaar nam hij aan dat Nilsson – zoals het op de hoes stond – de naam van een hele band was.

Antwoordend op een gelijksoortige vraag later dat jaar, verklaarde Lennon: “Nilsson For President!” Tegen die tijd, zo leek het, was hij erachter gekomen dat de eclectische, speelse albums waar hij van was gaan houden, overwegend door één man gemaakt waren. Voor Nilsson markeerden de opmerkingen van Lennon de start van een ongelooflijke nieuwe fase van zijn creatieve leven.

Nilsson & Lennons rollercoastervriendschap
Zoals vermeld door Variety, duurde het niet lang voordat de Beatles in contact kwamen met Harry Nilsson. Ze nodigden hem uit om hen in Londen te ontmoeten; het begin van wat het tijdschrift omschreef als een “wederzijdse liefdes relatie”. Nilsson had zijn eigen eerbetoon aan de band gemaakt op zijn Pandemonium Shadow Show- album met het nummer You Can’t Do That, een indrukwekkende, ludieke medley van (op zijn minst)veertien individuele Beatlesklassiekers die ‘Grantland’ omschreef als “the first mash-up.”

De vriendschap met Nilsson bleef gedurende de hele Beatlesperiode. De Beatles gingen in1970 uit elkaar, maar hij bleef bijzonder close met John Lennon en
was bij hem tijdens enkele hoogte- en laagtepunten van dat tumultueuze post- Beatlesdecennium.

John en Harry waren lid van de beruchte ‘Hollywood Vampire Drinking Club’, een kring van gelijkgestemde levensgenieters waaronder Alice Cooper en Keith Moon van de Who, om wie een groot deel van het ‘Lost Weekend’ van achttien maanden
van Lennon zou draaien.

Ondanks dat alcohol en drugs centraal stonden in de vriendschap van deze twee, was er ook een samenwerking en wederzijdse artistieke bewondering. Nadat hij Harry Nilsson aan een groter publiek had geholpen dankzij een serie hitsingles waaronder Without You, Everybody’s Talking en One, ging Lennon verder met het produceren van Nilssons album Pussy Cat in 1974. Echter, tijdens deze sessies werd het onberispelijke drie-octavenbereik van Nilsson onomkeerbaar beschadigd. Volgens American Songwriter beschadigde de zanger een van zijn stembanden tijdens het proberen van een ‘primal scream’-achtige opname zoals die van Bob Dylan in Subterranean Homesick Blues.

Harry Nilssons stem werd nooit meer hetzelfde; gezien de uitgave van Pussy Cats, stelt Rolling Stone: “het werk van Nilsson werd daarna oppervlakkiger en tegen het einde van de jaren 70 leek hij totaal uit beeld te zijn.” Het werd nog zwarter aan het einde van dit decennium met de tragische moord op John Lennon door een gewapende fan in New York op 8 December 1980.

De dood van zijn grote vriend, medestander en held had een diepgaand effect op Harry Nilsson, die een langere pauze nam van zijn muziek en zich daarvoor in de plaats aansloot bij de Coalition To End Gun Violence, waarvoor hij de nationale woordvoerder werd en een waardevol bekend gezicht onder de aanhangers van de beweging. Nilsson bleef zijn leven lang actief in deze campagne, zich verwijderend van popmuziek en zich vaker bezighoudend met het schrijven van filmmuziek, waaronder Popeye uit 1980.

De vroegtijdige dood van Harry Nilsson
Harry Nilsson stierf ook tragisch jong. Ergens in 1990, nu min of meer in de vergetelheid, ging Nilssons gezondheid achteruit. Hij had al in geen tien jaar een album uitgebracht, volgens de Washington Post en was gediagnostiseerd met diabetes, wat hem dwong te stoppen met alcohol. Volgens de Independent was de songwriter ook blut. De krant citeert Nilssons vriend, de producent Terry Gilliam, die zei: “Hij vertelde mij dat hij als multimiljonair naar bed ging en met $300 wakker werd.” Hij beweerde dat zijn ondergang te wijten was aan Nilssons financieel
manager.

Toen Harry Nilsson in 1993 een hartaanval kreeg, besloot hij naar verluidt dat het hoog tijd was om weer op te gaan nemen. De Washington Post meldde dat Nilsson, gewapend met een nieuwe set demo’s, probeerde om een nieuw contract te krijgen bij Warner Bros, maar werd afgewezen. Zijn laatste publieke optreden was met Ringo Starr en zijn All Starr Band bij een concert in Las Vegas, volgens Ultimate Classic Rock. Hij overleed op 15 Januari 1994.

Nilssons verbinding met de Beatles veranderde zijn leven en de rimpelingen van hun omgang worden nog steeds gevoeld. Toen de zoon van Nilsson, Zak, in 2019 meedeelde dat hij kanker had, kreeg hij een brief van Paul McCartney, die hem een snelle genezing toewenste. De brief, gepubliceerd door Far Out Magazine vermeldde ook: “Ik was erg bevoorrecht jouw vader gekend te hebben. Ik heb hem leren kennen als een vriendelijke vent en een groot talent.”

(Bron: grunge.com)
(Vert: Trix van Twist)