Klaus Voormann: de bassist van The Plastic Ono Band

BFNLNieuws

Klaus Voormann, geboren in 1938 in Berlijn, kwam voor het eerst in aanraking met rock-‘n-roll in een club in Hamburg, waar een luidruchtige vijfkoppige groep uit Liverpool speelde, bekend als The Beatles. Voormann speelde kort bas bij de Fab Four toen hun oorspronkelijke bassist Stuart Sutcliffe er even tussenuit stapte. Later werkte hij met John, Paul, George en Ringo mee aan verschillende post-Beatlesprojecten, waaronder Lennons album ‘Plastic Ono Band’ en Harrisons ‘All Things Must Pass’, beide opgenomen in 1970. Tussen 1966 en 1969 speelde Voormann een periode bij Manfred Mann en was hij een veelgevraagd sessiebassist. Zijn kenmerkende spel is o.a. te horen op het intro van Carly Simons ‘You’re So Vain’ (1971) en op Harry Nilssons definitieve cover van Badfingers ‘Without You’ (’72). Ook speelde hij op Lou Reeds album ‘Transformer’ uit 1972, geproduceerd door David Bowie en Mick Ronson.

Klaus was niet alleen bassist; hij ontwierp ook albumhoezen voor o.a. The Bee Gees, Wet Wet Wet en The Scorpions. Zijn bekendste platenhoes, die van ‘Revolver’, leverde hem in 1966 een Grammy Award op. Dat is nogal een CV, zoals we met hem bespraken toen we de 83-jarige onlangs ontmoetten. Op de vraag wat zijn favoriete opnameapparatuur is, antwoordde Klaus: “Ik gebruikte een Fender Precision en een Ampeg met een 15-inch speaker. Ik speelde die bas altijd met flatwound-snaren erop, al waren die oud omdat ik ze nooit heb vervangen. De versterker gebruikte ik niet altijd – ik sloot die bas vaak direct op het ‘board’ aan.”

Gevraagd naar zijn invloeden vertelt hij ons: “Ik luisterde altijd naar jazz, omdat ik van de contrabas hou. Mijn belangrijkste invloed kwam van James Jamerson, die veel bij Motown opnam. Hij was een contrabassist die als eerste begon met een elektrische bas. Hij deed hetzelfde als ik: hij hield een spons onder de snaren. Ik wist niet dat hij het deed, maar het dempte detoon van het geluid van die Motown-platen. Wat hij deed vond ik magisch.”

Daarna gaat hij verder over zijn relatie met The Beatles, die aan het begin van de jaren ’60 in Hamburg begon. “Ja, daar is het begonnen. Ik zat daar samen met een vriendengroep als toeschouwers, luisterend, kijkend en plezier makend met een drankje en we dansten wat. Langzaam maar zeker raakten we boven met hen aan de praat. Daar ontmoette ik John en hij stelde me voor aan Stuart Sutcliffe. Vanaf dat moment was het als een wereld die in brand stond. Het ging over kunst, films en muziek. Ze waren zo open – en voor ons als Duitsers was dat moeilijk te begrijpen. Ze spraken moeiteloos over hun innerlijke gevoelens en waren niet bang om zich open te stellen. Daarmee openden ze ons ook en lieten ze ons zien hoe mensen kunnen zijn. Duitsers zijn over het algemeen erg bang om hun innerlijke leven open te stellen. We namen purple heart-pillen [amfetaminen] en raakten niet uitgepraat…het was ongelooflijk.”

De volgende vraag aan Klaus ging over het feit dat hij een van de weinige mensen is die live met ze heeft gespeeld. “Ja. Stuart reikte me zijn Hofner President-bas aan en ging knuffelen met zijn liefje Astrid Kirchherr (fotograaf). Ik speelde toen met mijn rug naar het publiek. Het was in de vroege uurtjes; er waren nog een paar dansende koppels en een paar slapende mensen aan de bar. Het was de eerste keer in mijn leven dat ik een bas in mijn handen had.”

Voormann werkte jarenlang af en aan met de Plastic Ono Band. We willen weten of het waar is dat de sessies in het begin van de jaren 70 moeilijk waren voor Ringo Starr, omdat John Lennon een ander persoon was geworden door zijn Primal Scream-therapie. “Ja, Ringo was eerst een beetje overstuur. John en Yoko waren zo met elkaar bezig, dat het niet leek op het werk dat hij bij The Beatles deed. Het waren alleen John en Yoko en die twee waren zo close dat Ringo daar een beetje verdrietig van werd. Later zei John tegen hem: ‘Ik ben niet meer alleen ik – het is voortaan Yoko en ik. We zijn samen en het is anders.’ Ringo had geen relatie gekend zoals John had met Yoko; hij was gewend aan een meer macho-relatie [met Lennon]. Toen Lennon Yoko ontmoette, was dat de echte John. In Hamburg was hij een eigenwijze rocker. John was altijd gefrustreerd tot de tijd van Sgt. Pepper. Daarna ontmoette hij Yoko en vertrok. Ja, Paul maakte het openbaar met de aankondiging dat ze gingen stoppen, maar de splitsing was al lang duidelijk – dit was niet nieuw voor John. Zijn frustratie was voorbij, hij was opgelucht. Hij was nu vrij. John had nog wel wat verplichtingen, maar verder was hij helemaal vrij. Hij zag het als een feit. Ik denk niet dat hij er boos over was.”

Hoeveel vrijheid had Klaus bij het opnemen met John? “John gaf me alle vrijheid van de wereld. Hij heeft me nooit verteld wat ik moest spelen.” Voormann bleef tijdens zijn solocarrière met John samenwerken en nam ook op met George en Ringo. “Het was een sneeuwbaleffect. Toen ik eenmaal voor John speelde, werd ik gevraagd door George en ik had niet gelukkiger kunnen zijn. Toen meldden Carly Simon en Lou Reed zich. Met alle mensen voor wie ik speelde, had ik plezier en ik was blij dat ze me vroegen.”

We zijn ook benieuwd naar de verschillen in de studio-ervaringen tussen The
Beatles met wie hij samenspeelde. “George kwam de studio binnen met kaarsen: die stak hij dan aan en dimde de lichten – het leek wel een klein altaar. Hij had altijd veel meer tijd nodig om op te nemen. Over The Beatles werd nooit gesproken: het was tijd om die pagina om te slaan en verder te gaan. Ringo had altijd iemand nodig om hem te helpen bij het spelen van de akkoorden. Hij zou op vrienden vertrouwen. Hij was anders, omdat ik denk dat hij tot het einde van zijn leven met The Beatles had willen spelen. John vertrouwde steevast op Yoko. Ze was meestal een geweldige katalysator voor hem: zelfs met slechts een paar woorden zei ze de juiste dingen.“

Klaus speelde ook op ‘All Things Must Pass’, het driedubbelalbum van George uit 1970. “Ik hou van ‘All Things Must Pass’. Het titelnummer en ‘Isn’t It A Pity’ geven je het gevoel dat je in het verleden, maar ook in de toekomst kunt kijken. Het klinkt misschien raar, maar George geloofde dat zijn lichaam niet belangrijk was; het was een omhulsel voor de ziel. Dat is voor mensen moeilijk te begrijpen. Het klinkt heel verdrietig – maar dat is het niet echt: hij was erg blij met zijn leven.”

(Bron: guitarworld.com)
(Vert: Aad Kuling)