Klaus Voormann over George Harrison

BFNLNieuws

Klaus Voormann over George Harrison: “De stille? Hij was helemaal niet stil…” In de nieuwe uitgave van ‘Uncut’ staat een openhartig interview met Klaus Voormann over zijn ontmoeting met de zeventienjarige George Harrison, tijdens de vorming van de Beatles, toen ze in Hamburg zaten. De Duitse kunstenaar en het Plastic Ono Bandlid vertelt aan Greame Thomson verhalen over vissticksdiëten, nachtelijke telefoontjes van “Herr Schnitzel” en het maken van Georges eigen meesterwerk…

Wat je je over George Harrison moet blijven herinneren is dat hij sterrenbeeld Gemini had. Het tweelingteken. Yin en Yang. Op ‘Revolver’ staan ‘Love You To’ en ‘Taxman’. Twee kanten. Hij kon echt een spiritueel leven leiden, met meditatie en om vijf uur ’s morgens opstaan om de zon op te zien komen en hij deed dit heel uitgebreid en plots werd hij helemaal gek! Hij kon van het ene extreme naar het andere wisselen en hij vond wegen om zichzelf ervan te overtuigen dat het goed was zo. Hij praatte zich er zelf naartoe. Daarom was hij altijd op zoek naar iets – want hij kende zichzelf goed genoeg om te weten dat hij iets nodig had om aan vast te houden.

De eerste keer dat ik George zag was hij pas zeventien jaar. Hij was toen heel anders dan wat jaren later. Het was een eigenwijs ventje! De band waar hij in zat was totaal onbekend. Het was augustus 1960. In de club in Hamburg, de ‘Kaiserkeller’, speelden ze voor mensen die wilden dansen. George zong grappige nummers, wat hij later soms ook nog deed, wanneer hij wat rondhing en ukelele speelde. Hij zong liedjes zoals ‘I’m Henry The Eighth, I Am’ en dit in een Cockneydialect. Hij zong ook al die Eddie Cochrannummers, zoals ‘Twenty Flight Rock´.

Het kostte wat tijd om hem te leren kennen. We waren naar concerten en jazzclubs geweest, maar deze scene was compleet nieuw voor ons. We gingen vaak. Ze gingen ons herkennen daar – ‘Daar zijn ze weer, die Existentialisten!” en wij keken alleen maar naar het podium, zagen alle details. “Kijk naar George, hij heeft flaporen! en hij heeft grappige tanden, hij heeft Draculatanden!”

Op het podium spraken ze Engels maar ons Engels was niet zo geweldig. Uiteindelijk zeiden Astrid en Jürgen tegen mij: “Klaus jij spreekt Engels. Maak jij contact met hen dan kunnen we ze ontmoeten.” John stond bij het podium en ik ging naar hem toe en nam de platenhoes die ik ontworpen had mee, die was van ‘Walk…Don’t Run’ – van de Typhoons, niet die van de Ventures. Ik liet het aan John zien en hij zei : “Ga naar Stuart, hij is de artistieke.” Omdat John de rock ‘n’ roller was, hij wilde niets met kunst te maken hebben. Dus liep ik naar Stuart (Sutcliffe) en het was meteen raak. Het was te gek, we hadden het overal over. Het werd toen normaal dat we in de pauzes tussen de shows in op stap gingen met Stuart en de anderen kwamen mee en wij keken hoe ze hun cornflakes aten.

We werden vrienden. Ze waren allemaal vol van muziek. Rock ‘n’ roll was het allerbelangrijkste. De lijst met nummers die ze konden spelen was de langste van alle bands in Hamburg. Ze hadden het druk en waren gretig, luisterden naar platen net zo lang tot ze het in de vingers hadden. In dit stadium kon je alleen maar zien dat ze alle nummers heel goed speelden. Ze waren een grootse rock ‘n’ roll-band, met drie geweldige stemmen. Ik wist er helemaal niets van dat ze zelf nummers schreven, dat kwam veel later.

(Bron: uncut.co.uk)
(Vert: Trix van Twist)