Meisje

BFNLBFNL Columns, Then There Was Music

Ze wil het wel uitschreeuwen: ‘Ik John! Ik wil wel naar je verhaal luisteren!’ John zou Cynthia zeker verlaten als zij hem maar één kort moment zou kunnen spreken. Hem zou kunnen vertellen hoeveel ze van hem houdt en hoe geweldig ze het samen zouden kunnen hebben. Geen vrouw (ze vindt zichzelf met haar vijftien jaren al heel volwassen) die beter bij hem zou passen dan zij dat zou doen.

Ze ligt op haar buik op het bed van haar jarenzestigkamer. Haar knieën heeft ze gebogen, waardoor de voeten in de witte schoentjes met het blauwe bandje over de wreef, boven het bed zweven. Ze beweegt ze op de maat van de muziek. Op de grond naast het bed staat haar handtas en vóór haar op het formicatafeltje staat een platenspelertje. Door de kleine speakers in het deksel van de speler schalt haar nieuwe aanwinst.

Ze hoopt maar dat vader het volume blijft negeren. Als hij trekkend aan de pijp waarmee hij vergroeid lijkt, binnen zou komen, zou het met luisteren gebeurd zijn. Ze zou een preek krijgen over wat er allemaal mis is met die vier langharige slungels die alleen maar kabaal maken. Je kon dat met de beste wil van de wereld geen muziek, geen zingen noemen. Nee dan Vera Lynn. Dat was nog eens muziek. Dat was zingen.

Ze had al eens naar Lennon geschreeuwd, maar in het kabaal van de zaal vol schreeuwende leeftijdgenootjes had hij haar niet opgemerkt. Ze had het geluk gehad The Beatles te zien spelen in Blackpool op 1 augustus 1965. Hoewel ze de voering uit haar longen had geschreeuwd, had John alleen af en toe oogcontact gemaakt met de andere drie Beatles. De meeste tijd waren zijn ogen gericht op een punt ergens tegen de achterwand van de zaal, onderwijl constant op de maat van de muziek door zijn licht gebogen knieën zakkend. Ze had hen door het kabaal niet gehoord, maar dat hoefde ook niet: ze had ze gezien en daar ging het om. Luisteren deed ze thuis wel, zoals nu naar het zojuist verschenen album ‘Rubber Soul’. Als haar vader haar tenminste met rust liet.

Ik moest vanavond aan haar denken tijdens het luisteren naar haar exemplaar van ‘Rubber Soul’. Zoals haar vader haar luisterplezier kon verpesten, zo heeft zij vanavond voor mij kant twee van dit album verpest. Vanaf het moment dat ze in mijn hoofd zat kreeg ik haar er niet meer uit. Erg vervelend, vooral ook omdat ze waarschijnlijk niet bestaat. Toen Lennon begon aan het tweede nummer van de B-kant (Is there anybody going to listen to my story…) schoof ze tussen mij en de muziek.

Ik luisterde naar een onlangs via Discogs gekochte1965 mono-persing van dit album, waarvan het vinyl nog als nieuw is, maar aan de hoes is de leeftijd goed af te zien. Zoals dat in die tijd in Engeland gebruikelijk was is de voorkant aan drie kanten over de achterkant gevouwen waardoor deze achterkant aan alle kanten behalve de kant met de opening voor het vinyl een plakrand heeft van een kleine centimeter. Door de jaren is de niet van een plastic laagje voorziene achterkant vlekkerig bruin verkleurd, met name langs genoemde randen. In de rechterbovenhoek zit een groen stickertje met daarop twee niet langer leesbare letters. Het zouden een L en een R kunnen zijn, maar net zo goed een I en een N. Ik ga voor de L en de R en dan moet ze wel Lucy Rigby heten!

Ik houd van nieuwe elpees. De glimmende vlekkeloze hoes, het stevige papier, de geur van nieuwheid. Daar kan niets tegenop. Behalve misschien toch zo’n oud exemplaar. Het is niet mijn bedoeling om de klankverschillen te beschrijven, daar kan ik een ander verhaal aan wijden. Een albumcover met vlekken, een klein stickertje en papier dat zo zacht is geworden dat je moeite moet doen om het vinyl er weer in te schuiven, vertelt een verhaal. Het verhaal van decennia luisterplezier. Het wil er bij mij namelijk niet in dat iemand een album van The Beatles jarenlang ongebruikt in de kast laat staan. Dat is onmogelijk; ook dit oude exemplaar vertelt dus een verhaal. Het waargebeurde verhaal van Lucy Rigby. Als ik het tenminste allemaal correct verzonnen heb.

Inmiddels is Lucy begin 70. Waarom zou ze deze elpee weggedaan hebben? Zou haar interesse in The Fab Four afgenomen zijn? Waarschijnlijk heeft ze een vervangend, moderner stereo-exemplaar gekocht. Vier jaar na het verschijnen van ‘Rubber Soul’ was mono namelijk opeens ouderwets. Wat ook de reden is: ik ben haar dankbaar voor een mooie ‘first pressing’ in mono. Ik hoop alleen dat ze me de volgende keer dat ik ga luisteren met rust laat zodat ik kant twee ook bewust meekrijg.

Ton Steintjes