Zijn lichamelijke gezondheid laat de laatste jaren wat te wensen over.
Hij loopt na een heupbreuk met een stok en zijn oren en ogen zijn wat minder, hoewel hij het Nederlandse vrouwelijk schoon nog steeds niet aan zijn aandacht ontsnapt (“I’m still chasing women, but I keep forgetting why”). Met de hersens en het gevoel van humor van Sam Leach is niets mis.
Leach was een van de mensen die rock ‘n’ roll in Liverpool op de kaart zette en die The Beatles meerdere malen promootte, onder andere met het befaamde “Operation Big Beat” optreden in de Tower Ballroom, dat meer dan 4000 bezoekers trok en het beruchte concert in Aldershot waar slechts 18 man op af kwam (Leach houdt het zelf op 19 aangezien één man om de haverklap binnenkwam om te vragen wanneer de bingo zou gaan beginnen!). Hij verloor de strijd met Brian Epstein om hun manager te mogen zijn, maar wrok staat niet op de agenda van Sam. Sterker nog, hij probeert een standbeeld te laten plaatsen voor zijn voormalig rivaal. Beatlesfanclub.nl trok nauw een aantal dagen op met Sam Leach voor dit exclusieve interview.
Uiteraard waren we benieuwd wanneer Sam voor het eerst The Beatles had gezien. Sam vertelt dat hij al sinds 1957 een aantal clubs runde, maar dat The Beatles nog niet geweldig waren toendertijd. “Ik had ze al in de Jacaranda gezien en ze hadden charisma maar ze waren niet goed. Maar ze gingen naar Hamburg dankzij Allan Williams – een van de weinige goede dingen die hij voor The Beatles deed – en daar werden ze beter door zes uur per avond te spelen. Toen ze terug kwamen zei een vriend dat ik The Beatles moest zien omdat ze briljant waren. Ik had net de Cassanova Club geopend en ik had een nieuwe band nodig. Dus ik ging naar Hambleton Hall in Huyton . Geen beste buurt. Veel vechtende Teddy Boys. En toen ik binnenkwam vroeg een Teddy Boy of ik wilde vechten. Dus ik zei dat het vechten achter in de club plaatsvond!
Ik werd erg nerveus en ineens hoorde ineens de William Tell Overture. En Bob Wooler’s stem: It’s The Beatles! De gordijnen gingen open en daar stonden vijf jongens in het leer – Stuart was er toen nog bij. John deed Slow Down, Paul deed The Hippy Hippy Shake, George Henry the VIII en Stuart mompelde Wooden Heart met zijn rug naar het publiek en Pete deed Matchbox. Het geluid ging dwars door je heen. Ze waren briljant, de beste band op dat moment. Na afloop ging ik de kleedkamer – een omgebouwd damestoilet – en daar zaten John en Paul. Ik zei dat ze ooit groter dan Elvis zouden zijn. John keek me aan alsof ik een imbeciel was “We hebben hier iemand die niet goed wijs is” zei hij, maar Paul zei “Heeft u wat werk voor ons meneer Leach, want u opent een nieuwe club, he, meneer Leach”. Ik gaf ze 10 optredens voor 8 pond per avond. En dat was exact op de dag af 3 jaar voordat ze bij de Ed Sullivan Show optraden.
Sam Leach vertelt vervolgens dat Stuart Sutcliffe alleen maar bij The Beatles speelde omdat hij met het geld van een kunstwedstrijd een versterker had gekocht en omdat hij een vriend van John was. Maar Leach was zich niet bewust van het feit dat Stuart amper een noot kon spelen en dat zijn bas zelden ingeplugd was. Dus toen Sam zijn plug op de grond zag liggen dacht hij een dienst te bewijzen door hem in de versterker te stoppen! Stuart praatte weken niet tegen hem……
“Hij keek naar me en zei: ‘Ik wil jou, geef me een drumrol’. Dus ik rolde de snaredrum naar hem toe en zei dat dat dat de enige drumrol was die hij zou kunnen krijgen!”.
De Cassanova club van Leach zat te ver af van de Cavern, maar dat was een jazzclub omdat eigenaar Ray McFall rock ‘n’ roll haatte (“Hij hield overigens ook niet van mij”), dus Leach boekte een lange sessie in de Iron Doorclub, die vlak bij de Cavern zat. Zoiets was nog nooit gebeurd. 1800 bezoekers. Die avond had The Cavern maar 50 mensen! Dus Ray McFall snapte de boodschap en begon ook rock ‘n’ roll te boeken. Leach claimt dat hij daar dus verantwoordelijk voor was. In navolging van The Cavern begon ook Leach lunchsessies te organiseren maar wees The Beatles er wel op dat als ze daar voor Leach zouden gaan spelen, ze niet meer welkom waren in The Cavern. In de Cavern zouden The Beatles uiteindelijk 292 keer optreden. The Beatles bleven dus de lunchsessies doen voor de Cavern maar traden ook op voor Leach ’s avonds.
Dat bleek te kloppen want er kwamen 4100 bezoekers op af! The Beatles openden, gingen daarna optreden in de Cashbah en sloten vervolgens weer af in de Tower Ballroom. Leach besloot – tegen de zin van McCartney in – om twee weken later een zelfde optreden te boeken in de Tower Ballroom. Daar kwamen 4600 mensen op af. De Operation Big Beat-optredens waren de houder van het record van bestbezochte concerten van The Beatles. Toen werd ook het plan opgevat om The Beatles te gaan managen. Leach probeerde een optreden in Londen te regelen, maar het werd het nabijgelegen Aldershot (op 9 december 1961). Door pech werden er geen advertenties geplaatst waardoor er maar 18 mensen op af kwamen…… Na afloop hielden ze een voetbalwedstrijd in de kleedkamer “En John bleef mij schoppen terwijl hij bij mij in het team zat!”. Sam Leach laat zijn been zien, waar nog steeds een plek te zien is.
Al snel komt Brian op de proppen. The Beatles ontbieden Sam Leach en merken op dat een “miljonair (!)” de band will managen. Brian Epstein. Ze vragen hem om Brian Epstein te ontmoeten en hen een eerlijke mening te geven over hem. “Na 10 minuten kwam ik er achter dat hij echt was en dat hij The Beatles verder kon brengen. Maar toen ik terugging naar The Beatles realiseerde ik me dat ik dom zou zijn om dat tegen The Beatles te zeggen omdat ik ze dan kwijt was. Maar toen ik binnenkwam keken ze met hun trouwe ogen naar me en ik wist dat ik niet kon liegen. Ik vertelde ze dus dat ze voor hem moesten kiezen en dat ze mij moesten herinneren als ze beroemd zouden zijn. John lachte en zei “Sam, je gaat met ons mee”. Maar Epstein wilde mij er nooit bij en heeft mij en Mona Best nooit credits gegeven. Ik denk dat Pete Best daarom ook de zak kreeg. Epstein wilde graag laten geloven dat hij de enige was, maar dat was niet zo. Je had ook Mona Best, Brian Kelly en Bob Wooler”.