Splinter – het kroonjuweel van Dark Horse

BFNLAlbum recensies, BFNL Columns

Onlangs schreef ik op de facebookpagina van Beatlesfanclub.nl al een uitgebreide recensie van het album van McGear, waarbij ik het album The Place I Love van Splinter al kort aanhaalde. Een album dat meer aandacht verdient, niet in de laatste plaats door de rol van George Harrison. Hoe zat het precies met Splinter?

De geschiedenis van Splinter
De bemoeienis van George Harrison met Splinter is toe te schrijven aan Mal Evans, de trouwe roadie van The Beatles, die vanaf de oprichting van het Apple-label ook als talentscout van dat label fungeerde. Het was niet alleen Badfinger (toen nog de Iveys geheten) die hij bij The Beatles introduceerde, maar ook het duo Bill Elliot en Bobby Purvis. Evans werd ook de manager van de band. Het was de demo van het nummer Another Chance I Let Go, die de aandacht van Harrison in 1973 trok. Harrison was op dat moment betrokken als producer van de film Little Malcolm And His Struggle Against The Eunuchs, waarvoor een song benodigd was. Harrison nam het nummer – inmiddels Lonely Man geheten – met het duo op, waarbij Harrison als producer en slide-gitarist fungeerde.

Ook Pete Ham van Badfinger was bij de opname betrokken, naast een onbekend gebleven drummer en bassist. Het uiteenvallen van het Apple-label verhindert de release van de film (inmiddels wel op dvd en bluray verkrijgbaar) en deze versie van Lonely Man (die tot op heden onuitgebracht is, afgezien van een fragment in genoemde film).

Toch houdt de bemoeienis van het Applelabel niet helemaal op: het is John Lennon die Bill Elliot de leadzang voor de single God Save Oz laat zingen (uitgebracht als Bill Elliot And The Elastic Oz Band).

Inmiddels had Harrison al nodige demo’s van Bob Purvis gehoord, waarna hij besloot een heel album met ze op te nemen, hetgeen resulteerde in het album The Place I Love. Hoewel dat album inmiddels aardig in de vergetelheid is geraakt, speelt het album wel degelijk een sleutelrol in Harrisons carriere. De opnames van het debuutalbum van het duo – inmiddels Splinter geheten – nemen maar liefst zeventien maanden in beslag, niet in de laatste plaats, omdat Harrison de heren aanmoedigt hun samenzang tot in de puntjes te verfijnen.

George Harrison is daarnaast zeer nauw betrokken bij het project, zowel als producer als muzikant. Aanvankelijk wordt opgenomen in de Applestudio, maar van die opnames haalt niets de plaat. De plaat wordt uiteindelijk opgenomen in de F.P.S.H.O.T. studio (de studio in Friar Park, het landgoed van Harrison). Een bijkomend probleem is het uiteenvallen van het Applelabel, waar effectief geen platen van andere artiesten (met uitzondering van de platen van George, John, Paul en Ringo) meer verschijnen na 1973, afgezien van het album Ass van Badfinger dat in 1974 verschijnt, maar slecht gedistribueerd en gepromoot wordt.

Inmiddels is George druk bezig met het oprichten van het Dark Horse-label. Hij stuurt onder meer een tape naar David Geffen (in een poging een distributiedeal te sluiten met diens Asylumlabel) met ruwe mixen van zijn eigen song Ding Dong en tracks van Splinter en Ravi Shankar. Hoewel Splinter ook gesprekken voert met het Threshold-label van de Moody Blues, verschijnt het album The Place I Love op het Dark Horse-label, dat inmiddels een distributiedeal met het A&M-label heeft gesloten. Omdat George zelf nog onder contract staat bij Apple/E.M.I. wordt zijn naam niet bij de muzikanten vermeld, maar bedient hij zich van tamelijk doorzichtige schuilnamen: Hari Georgeson, P. Roducer en Jai Raj Harisein.

Gek genoeg helpen de albums van Splinter en Ravi Shankar de solocarrière van Harrison in problemen. Zijn eigen album – Dark Horse – moet met een Amerikaanse tournee in het verschiet, met spoed afgemaakt worden, waarbij Harrison zijn stem om zeep helpt.

Er is geen album van een andere artiest waarbij Harrison zo lang en intensief betrokken is als bij dat van Splinter. Maar is het het ook waard?

The Place I Love – een herwaardering
De muziek van Spinter is vergelijkbaar met dat Badfinger en Stealers Wheel, waarbij ook de Beatlesesque zang van Elliot en Purvis opvallen. Op de funky opener Haven’t Got The Time horen we bijvoorbeeld niet alleen Harrison op gitaar, maar ook een prachtige gitaarpartij van Alvin Lee (Ten Years After), Klaus Voormann op bas, Mike Kelly van Spooky Tooth op drums en Billy Preston op orgel. Op andere nummers duiken verder Gary Wright (eveneens Spooky Tooth), Jim Keltner en Willie Weeks op.

Op andere nummers duiken verder Gary Wright (eveneens Spooky Tooth), Jim Keltner en Willie Weeks op.

Hoewel het album eigenlijk geen zwakke nummers kent, zijn er wel een aantal uitschieters naar boven. Costafine Town bijvoorbeeld, de eerste single die van het album wordt uitgebracht (waarop Harrison zowel de bas, het harmonium als de percussie verzorgt) wordt terecht een hit in veel landen. In Engeland haalt het de top 20 en in Australië en Zuid Afrika zelfs de top 10. Voor de tweede single wordt terecht voor Drink All Day gekozen, waarop Harrison (naast, wederom het harmonium) een prachtige dobropartij speelt die doet denken aan zijn eigen Sue Me Sue You Blues. Het nummer wordt door de BBC verbannen vanwege het woord “Bloody”, waarna direct de single China Light wordt uitgebracht.

Andere hoogtepunten zijn Somebody’s City (niet in de laatste plaats door de prachtige, venijnige gitaarpartij van Harrison), het titelstuk en Situation Vacant, waar Harrison ook prominent op zingt (zonder vermelding op de hoes).

Het album krijgt van de meeste recensenten een uitermate positieve recensie.

Het album krijgt van de meeste recensenten een uitermate positieve recensie. Hoewel het duo nog twee platen maakt voor het Dark Horse-label is Harrison bij deze albums aanzienlijk minder betrokken (en zijn ze ook minder succesvol). Tom Scott heeft de producersrol van Harrison overgenomen en Harrison is alleen als gitarist te horen op een remake van Lonely Man (misschien wel het beste nummer dat Splinter uitbrengt). Ook op het derde album, Two Man Band, speelt Harrison alleen mee op Round & Round.

Uiteindelijk valt Splinter in 1984 (het jaar waarin ze het voorprogramma verzorgen voor Duran Duran (!)) uiteen, waarna beide heren min of meer uit de muziekwereld terugtreden.

Originele LP’s van het album The Place I Love (met een prachtige openklap-hoes) zijn nog redelijk eenvoudig te vinden. Er bestaan ook een aantal CD-versies; het album is – waarschijnlijk van vinyl afkomstig – illegaal uitgebracht op The Godfather Records, waaraan vier bonustracks zijn toegevoegd; drie versies van Lonely Man (de versie van het album Harder To Live, een single-edit en een Japans (!) gezongen versie van het nummer) en Round & Round.

Het album is ook uitgebracht op het Grey Scale label, wederom met vier, zij het geheel andere, bonusnummers (drie werkversies van The Place I Love, Gravy Train en Drink All Day (met count-in van George) en de singleversie van China Light (de derde single van het album). Gelet op de overduidelijke herkomst van vinyl van het laatste nummer, lijkt het er op dat ook deze CD niet geheel legaal is. Hoewel deze heruitgave goedkoop is, is de distributie van deze versie erg slecht.

Voor de echte liefhebbers is bovendien de bootleg van George Harrison The Harri-Spector show (Strawberry Records) aan te raden. Hierop vinden we onder meer de tape die Harrison naar David Geffen stuurde. Naast een mondelinge toelichting door George bevat de tape werkversies (waarbij met name zangpartijen ontbreken) van Gravy Train, Somebody’s City, China Light en Drink All Day.

Harder To Live en Two Man Band zijn voorzover mij bekend nooit op CD uitgebracht. Het vierde album (dat oorspronkelijk in 1980 uitkwam op Belofon) is wel (semi-)legaal uitgebracht.

– Ron Bulters –