The Beatles – Savoy Truffle; “I, Me, Me, Mine”

BFNLBFNL Columns, van der Linde vertelt

Hoewel niet de juiste naald op mijn Philipsdraaitafel zit, vis ik de Quadrafonische versie van Introspection (1972) van Thijs van Leer tóch uit de Kringloopbakken. Introspectie of zelfreflectie is nadenken over je eigen gedrag, gedachten, gevoelens en herinneringen. Soms om ze te (h)erkennen, soms om er van te leren. Ik laat Thijs’ tot stereo gereduceerde fluitklanken – gelardeerd met Letty de Jongs ijle woordloze zang – over me heen komen en overdenk het afgelopen jaar 2021. Maak ik het verschil op mijn werk? Hoeveel maanden nog tot mijn pensioen? Doe ik er nog toe bij mijn kinderen? Voeg ik voldoende toe in mijn relatie? Ik leeg somber het bodempje Sergeant Pepper van Brouwerij Oersoep in mijn bierglas.

Nadat George Harrison zijn Only A Northern Song tevergeefs aanbood voor het Sergeant Pepper-album, nam hij genoegen met een plekje ervoor op de Yellow Submarine-soundtrack (1968). Ik druk de cd in mijn speler en luister hoe hij– vanuit zíjn perspectief in 1967 – mijn existentiële twijfel van eind 2021 op muziek zette:

And it doesn’t really matter what chords I play
What words I say or time of day it is
As it’s only a Northern song

Ongehoord en ondergewaardeerd door het wonderduo, gevangen in de verplichtingen jegens hun muziekuitgeverij. Harrison leerde genoegen te nemen met b-kantjes en opvullers. Lennon/McCartney was de maaltijd, Harrison de mosterd; zij de hoofdprijs, hij een aalmoes.

In Savoy Truffle (1968) zat een zuurtje voor Paul verstopt tussen de suikerwaar van Eric Clapton. George’s weerzin tegen zijn bijrol sijpelde door in die profetische zinsneden:

You know that what you eat you are
But what is sweet now, turns so sour
We all know Ob-La-Di-Bla-Da
But can you show me, where you are?

Macca’s hang naar perfectie vergiftigde de ooit goede sfeer rondom Ob-La-Di-Bla-Da (1968) en tastte het fundament onder de oeroude vriendschap met George aan. Mijn dochter en ik zijn net als Paul gék op dat nummer, maar we zijn een krimpende minderheid.

In Get Back (2021) explodeert Harrisons ongenoegen ineens in heldere kleuren en hij trekt aan zijn stutten. Met een naderende deadline, móeten John en Paul de situatie wel bespreken. We horen alleen het heimelijk opgenomen lunchgesprek. Hóe ze hun crisis in huize Harrison bezweren, blijft een raadsel. Feit is dat de Fab4 de plooien weer glad strijken en op dat koude dak bij daglicht van sterren van de hemel speelt.

Harrison deed er – in lijn met zijn imago – verder het zwijgen toe. Ruim anderhalf jaar later herrees hij een feniks uit de as van The Beatles met All Things Must Pass (1970). De wereld aanschouwde met open mond de geboorte . . . euhm . . . wederopstanding van een groot componist, een begenadigd gitarist en zoetgevooisde zanger. George Harrison haalde weliswaar zijn gram maar verschoot zijn kruit met een vroegtijdig magnum opus, dat zijn verdere carrière zou overschaduwen.

Als ik de hoes van Introspection omdraai, springt de gelijkenis met de achterkant van Revolver (1966) direct in het oog. George grijnst breed, alsof zijn twee songs op dat album de opmaat voor drie is; op de volgende elpee is hij weer terug bij af. De irritatie erover stak daarna soms de kop op in zijn aanstaande liedjes. . . (wordt vervolgd).

Peter van der Linde, reacties: pvdltelefoon@live.nl

Belangrijkste bronnen:

redactie: † Jan Hendrik Breeuwer