The day John Lennon died

BFNLBFNL Columns, Nieuws

‘Raven! Raven! Word wakker! Lennon is dood!’
Het is dinsdagochtend 9 december 1980. Ik open mijn ogen. De zalige droom waarin ik buitengewoon onrealistische handelingen verricht met het knapste meisje uit 5 VWO spat als een zeepbel uiteen. Wat overblijft is het gezicht van mijn beste vriend: Corstiaan Zeeman. Hij staat naast mijn bed. Het is een uurtje of acht, of negen, ik weet het niet zeker, omdat de onverwachte bezoeker voor de wekker staat. Mijn moeder moet hem hebben binnengelaten. ‘Waar heb je het over?’ mompel ik.‘Lennon is dood!’ klinkt het nog een keer. ‘Jezus, man! Hij is neergeknald in New York’

Ik kom overeind en kijk om me heen. Op de muur tegenover het bed hangt een megaposter van de Back To The Egg-albumhoes, die ik in de zomer van 1979 voor vijf pond in Londen kocht. Rechts, op het kleine muurtje met het raam hangt een poster van George Harrison, tijdens een van zijn liveconcerten uit 1974. Bij de deur hangen posters van The Beatles en boven het bed vier ingelijste litho’s van John en Yoko, terwijl ze buitengewoon onrealistische handelingen verrichten (dat verklaart direct mijn wilde droom – daar hoeft geen Freud aan te pas te komen).

Corstiaan ploft neer op de bureaustoel en legt in half afgemaakte, snelle zinnen uit, staccato, wat er is gebeurd. Een of andere gek schijnt Lennon vermoord te hebben, terwijl hij en Yoko het Dakotagebouw binnenwandelden. Na de uitleg staat mijn vriend op en maakt hij dat hij wegkomt. Hij moet naar school. Wiskunde. Ik begin pas het vijfde uur. Nederlands.

Dan is het oorverdovend stil. Ik kijk nog eens goed naar de vernieuwende en beeldbepalende posters om mij heen. Alsof ik ineens in de Sixtijnse Kapel woon en niet in een suf hoekhuis in een provinciaals stadje. Nu pas dringt het tot mij door wat Corstiaan eigenlijk heeft gezegd. Ik ben verward. Dit is een krankzinnig bericht, een krankzinnige manier om de week te beginnen. Is het waar? Kan het waar zijn? Heeft de onheilsprofeet gelijk? Lennon dood? Zoals in: nooit meer leven? Nooit meer Beatles?

Ik was achttien jaar, woonde in Schagen, deed 5 VWO en was verslaafd aan The Beatles. Hoe het begon? Geloof het of niet maar ik kreeg in 1977 een cassette van Wings Over America van mijn moeder. Ik was helemaal verkocht. Natuurlijk kende ik The Beatles, maar vaag. Ik kocht de rode en blauwe dubbelaar, draaide ze helemaal grijs en toen gingen de poorten open. Ook voor het solowerk.

Eerst Shaved Fish. Wat een plaat! Elk nummer was zo krankzinnig goed. Daarna Band On The Run en Living In The Material World. Wow! Wat een klasse (All Things Must Pass en The Concert For Bangla Desh gingen aan mij voorbij want die waren onbetaalbaar voor een scholier met een krantenwijkje).

Terug naar Shaved Fish. Mijn eerste kennismaking met het solowerk van John. Die bokkige collectie vol uitvergrotingen van de ‘condition humaine’ kwam bij mij binnen als een mokerslag. Een overdosis aan zuurstof. Hoe kon iemand zo veelzijdig zijn? Hoe kon iemand zingen over vrede, Utopia, afkicken, zijn moeder, instant geluk, de positie van de vrouw, Kerstmis, gedachtenspelletjes, macht aan het volk, losgaan in totale vrijheid (Whatever Gets You Thru The Night) en op hypnotische klanken wegdromen in zijn verleden (No. 9 Dream) en dat in amper vijf jaar??! Die ontwikkeling vond ik bij geen enkele andere artiest terug.

Je begrijpt hoe opgewonden ik was toen in de zomer van 1980 de eerste berichten binnen sijpelden dat John Lennon weer de studio was ingedoken, om een nieuw album op te nemen. Wat zou het worden? Sommige muziekblaadjes spraken over een hardrockplaat, een dubbelaar, een reflectie op zijn Beatles verleden. De spanning werd keurig opgebouwd en toen verscheen de eerste single: (Just Like) Starting Over.

Man, wat was ik teleurgesteld. Ik had het eclectische Shaved Fish (alleen die titel al!) in mijn hoofd, maar kreeg een gezapig liedje over het plezier ‘to-be-back’. John leek in mijn ogen iets verloren te zijn. Leed hij aan aderverkalking? Ik ging psychisch in verweer tegen een gedachte en waarheid waar ik geen tegenstand aan kon bieden: Lennon was veertig, ik achttien, maar dat besefte ik toen nog niet. Wat niet hielp, is dat ik dat voorjaar vreselijk had genoten van Paul McCartneys gewaagde Coming Up, met al die rare geluidjes en die vervormde stem. Paul had zijn vinger aan de pols van de moderne muziektrends en dat betaalde zich uit. John klonk voor mij zo mat… zo Amerikaans.

De critici waren ook niet echt positief over het nieuwe werk.

Het album dat volgde kon me ook niet echt bekoren. Slechts zeven John songs op Double Fantasy, waarvan ik er al eentje had en daarnaast werk van Yoko. De critici waren ook niet echt positief over het nieuwe werk. In Engeland piekte de plaat op nummer 12 en in Amerika hield Double Fantasy halt op nummer 11 (ik hield dat allemaal bij door elke week maniakaal de internationale hitlijsten te volgen in de muziekblaadjes).

Na de gruwelijke moord veranderde alles. Double Fantasy schoot naar de top van alle hitlijsten in de wereld en de singles werden ‘super sellers’. Dat zit me nog steeds dwars. Ik vind Double Fantasy na al die jaren nog steeds een zeer wisselvallige plaat, maar daar gaat het nu niet om. Lennon werd de kans ontnomen om te leven als een liefhebbende vader en om zich verder te ontwikkelen als een popmuzikant met mooie en spannende ideetjes. Daarvan ben ik overtuigd.

In 1984 werd nog het succesvolle Milk And Honey-album uitgebracht. Een collectie ‘left-overs’. Daar stond veel pittig werk op. I Don’t Want To Face It en Nobody Told Me hadden nu net dat stukje peper dat het Double Fantasy-materiaal ontbeerde (terwijl ze in dezelfde periode waren opgenomen). En vele jaren later doken ook weer andere tracks op van John waaruit bleek dat hij toch echt wel fantastisch werk had klaarliggen. Wat dacht je van Serve Yourself, Free As A Bird, of Real Love?

Maar dat was op die dinsdagochtend in december 1980 nog toekomstmuziek. Toen overheerste de totale verwarring en desillusie. Nooit meer Beatles. De droom was voorbij. Definitief. Game Over, zouden we tegenwoordig zeggen. Wat een waardeloze manier om de jaren tachtig te beginnen.

– Robin Raven 2020 –