Boudewijn de Groot – Canzone 4711; “Love is all you need”

BFNLBFNL Columns, van der Linde vertelt

Toen Beatlesvriend Johan Cuppens me attendeerde op Canzone 4711 van Boudewijn de Groot, opende het ruimte-tijd continuüm zich spontaan en trof ik mezelf weer aan in de woonkamer van mijn grootouders. Op het donkerbruine dressoir die rechthoekige kunststoffen asbak, bedrukt met een foto van Keulen. Het oppervlak vreemd glad. Nooit een peuk er in. Ik herinner me de onnatuurlijk blauwe hemel en 4711; geen benul dat die cijfers verwezen naar de “Odeklonje” die mijn oma voor Moederdag kreeg. Toen ik een paar jaar geleden niet uitgekeken raakte op de – slechts ten dele Middeleeuwse – Keulse Dom en ik me menig Kölsch biertje liet smaken, wist ik inmiddels wel wat ‘Eau-de-Cologne’ was. Min of meer naast de indrukwekkende entree van het Godshuis, schitterden de karakteristieke flesjes reukwater in met messing omkranste etalages van het naoorlogse ‘Blau-Gold Haus’ gebouw.

Vandaag de dag worden we onophoudelijk en alomtegenwoordig overspoeld door reclame-uitingen. Al in 1968 nam dit (letterlijk) een hoge vlucht en was het zélfs op het strand onmogelijk om je te onttrekken aan de verlokkingen van de moderne consumptiemaatschappij:

Vier cijfers vormden een reclamevlucht, toen hing er eau-de-cologne in de lucht.

Met twee cryptische zinnen laat Boudewijns tekstdichter Lennaert Nijgh (1945 –2002) niets te raden over de boodschap in de condenssporen van het rondcirkelende reclamevliegtuigje. Je snuift de melange van zilte zeelucht, zonnebrandolie en Keuls water als het ware op. Het kost me nauwelijks moeite om me het stel op het strand in te beelden. Ik voel de klamme warmte, ik zie de laaghangende wolken.

Ze zei iets dat ik moeilijk kon verstaan, een man zat met een radio te spelen
die mij daarop vierstemmig mee kon delen, dat liefde alles was wat ik nodig had

Iedereen die zich 1968 herinnert, weet welk liefdeslied Boudewijn de Groot bedoelt. Er hangt meer dan 4711 onder de groene . . . euhm . . . purp’ren . . . euhm . . . gouden . . . euhm . . . bewolkte hemel; ook verliefdheid bezwangert de zilte zeelucht. De hoofdpersoon dingt verlegen naar de gunsten van het meisje met een vanille ijsje. Hun gesprek stokt en zij verschuilt zich achter een krant, als “schutting“ tegen zijn avances.

Een regensluier daalde over het strand, en kinderen huilden hard en ontevreden.
De natte vlaggen zakten naar beneden, en iets dat nooit begon was al voorbij

De weersomslag spoelt de romantische hoop van de hoofdpersoon weg.

Momenteel lees ik Frits Spits’ nieuwste boek Op de Golven dansen wij, waarin hij de loftrompet steekt over de poëtische schoonheid van (vooral) heden ten daagse Nederlandstalige (cabaret) liedjes. Misschien dat ik daarom des te ontvankelijk ben voor de tekstpareltjes van Lennaert Nijgh. Ik vertaal de treurige mise-en-scène op het strand één-op-één naar mijn vruchteloze pogingen om in het gevlei te raken bij vroegrijpe meisjes in bikini, die wél met me wilden zeilen en zonnen, maar meer ook niet. Om het nóg erger te maken: eind jaren zeventig was topless eerder regel dan uitzondering.

Over het album Picknick – waarop dit liedje 4711 (*) te vinden is – schrijft Boudewijn; “Ballade van de vriendinnen voor één nacht’ was onze ‘When I’m sixty-four’ en het slotakkoord van ‘Prikkebeen’ is dan wel niet zo lang als dat van ‘A day in the life’, maar het is wel degelijk een uitklinkende piano. De vrolijkheid van ‘Mensen om me heen’ was ons antwoord op het uitbundige gezwier in ‘Henry the Horse’. Kortom, als ik het in ‘Picknick’ heb over ‘de blikken blazersband’, dan bedoel ik dus de Lonely Hearts Club Band.” De hoes was Simon en Marijke van The Fool, waardoor er ook een visuele parallel is. Sergeant Pepper kan ik dromen; ik denk dat ik vanavond Picknick maar eens draai . . . (**).

Peter van der Linde, reacties: pvdltelefoon@live.nl

 

Belangrijkste bronnen:

(**) Of naar de liedjes uit de shows over Picknick van The Kik kijk op Youtube.